ECLI:NL:GHARN:2006:AV2925
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- T.J. Matthijssen
- J.B.H. Röben
- A.M. van Amsterdam
- Rechtspraak.nl
Waardebepaling van aandelen bij geruisloze inbreng van een onderneming in een BV
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 1 februari 2006, betreft het een hoger beroep inzake de verkrijgingsprijs van aandelen in het kader van een geruisloze inbreng van een onderneming in een besloten vennootschap (BV). De belanghebbende, aangeduid als X, had in beroep de uitspraak van de Rechtbank Arnhem van 1 augustus 2005 aangevochten, waarin de verkrijgingsprijs van de aandelen was vastgesteld door de Inspecteur van de Belastingdienst. De zaak draait om de vraag of de Inspecteur terecht is uitgegaan van de waarde van de ingebrachte onderneming in haar geheel, inclusief de huisartsenpraktijk en de apotheek, bij de bepaling van de verkrijgingsprijs.
Het Hof verwijst naar de feiten en geschilomschrijving zoals opgenomen in de eerdere uitspraak van de Rechtbank. De belanghebbende stelde dat bij de waardebepaling rekening gehouden moest worden met een afzonderlijke vervreemding van het apotheekgedeelte, maar het Hof oordeelde dat deze opvatting in strijd was met de voorwaarden die aan de geruisloze inbreng zijn verbonden. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en oordeelde dat de Inspecteur de waarde van de onderneming correct had vastgesteld.
De uitspraak van het Hof houdt in dat de waarde van de goodwill door de Inspecteur is vastgesteld op € 201.143, een bedrag waar de belanghebbende zich in kon vinden. Het Hof achtte geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. J.L.M. Egberts, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.