ECLI:NL:GHARN:2006:AV6392

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
14 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2004/621
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Makkink
  • A. Steeg
  • M. Strens-Meulemeester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bedrijfsschade door wanprestatie uit reparatieovereenkomst na faillissement

In deze zaak vordert de appellant, handelend onder de naam [...], bedrijfsschade als gevolg van wanprestatie door [A] in het kader van een reparatieovereenkomst. De vordering betreft de voldoening van een verbintenis uit de boedel, zoals geregeld in de Faillissementswet. Artikel 26 van de Faillissementswet stelt dat deze vordering enkel kan worden ingesteld door aanmelding ter verificatie bij de curator. Na de faillietverklaring van [A] op 15 april 2004, heeft de appellant op 14 juni 2004 de dagvaarding in appel uitgebracht aan de curator om te voorkomen dat het vonnis van 17 maart 2004 in kracht van gewijsde zou gaan. De zaak werd op 6 juli 2004 aanhangig gemaakt, waarna het geding als geschorst geldt, tenzij de verificatie van de vordering wordt betwist.

Het hof heeft partijen verzocht om zich uit te laten over de status van de verificatievergadering en of er een vooruitzicht is op uitkering aan concurrente schuldeisers. Tevens is er aandacht gevraagd voor de gevolgen van de schorsing, die het hof mogelijk zou kunnen belemmeren in het wijzen van een inhoudelijk arrest. De appellant heeft twee grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en heeft geconcludeerd dat het hof het vonnis gedeeltelijk zal vernietigen en de curator zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 17.450,62, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de zaak naar de rol van 28 maart 2006 verwezen voor een akte aan de zijde van de curator, waarna de appellant kan reageren.

Uitspraak

14 maart 2006
derde civiele kamer
rolnummer 2004/621
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Arrest
in de zaak van:
[appellant], handelend onder de naam
[...],
wonende te [woonplaats],
appellant,
procureur: mr. P.C. Plochg,
tegen:
mr. C.W. Timmer, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A],
kantoorhoudende te [plaatsnaam],
geïntimeerde,
procureur: mr. W.D. Huizinga.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor de procedure in eerste aanleg wordt verwezen naar de inhoud van de vonnissen van 19 maart 2003, 7 mei 2003, 15 oktober 2003 en 17 maart 2004 die de rechtbank Zwolle tussen appellant (hierna ook te noemen: [appellant]) als eiser en geïntimeerde (hierna ook te noemen: [A], onderscheidenlijk de curator) als gedaagde heeft gewezen; van die vonnissen is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 [appellant] heeft bij exploot van 14 juni 2004 mr. C.W. Timmer in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [A] aangezegd van het vonnis van 17 maart 2004 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van hem voor dit hof.
2.2 Daarbij heeft [appellant] twee grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht, bewijs aangeboden en nieuwe producties in het geding gebracht. Hij heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis, voor zover nodig, gedeeltelijk zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest,
- de curator zal veroordelen aan [appellant] te voldoen de somma van € 17.450,62, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2001, althans vanaf 23 februari 2002;
- onder instandlating van het vonnis van 17 maart 2004 voor wat betreft de toewijzing van het bedrag van € 8.109,11, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 juni 2001 tot de dag van betaling;
- met veroordeling van de curator in de kosten van beide instanties.
2.3 Dienovereenkomstig heeft [appellant] bij conclusie van eis in hoger beroep gevorderd.
2.4 Bij memorie van antwoord heeft de curator de grieven bestreden, bewijs aangeboden en tevens producties overgelegd. Hij heeft geconcludeerd dat het hof [appellant] in zijn hoger beroep niet ontvankelijk zal verklaren, althans dit hoger beroep zal afwijzen en het vonnis van de rechtbank Zwolle d.d. 17 maart 2004, waarvan beroep, zal bekrachtigen eventueel onder wijziging of aanvulling van de gronden, met veroordeling van [appellant] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest in de kosten van beide instanties.
2.5 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd.
3 De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 [A] is bij vonnis van 15 april 2004 in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr. C.W. Timmer tot curator.
Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep vordert [appellant] bedrijfsschade als gevolg van door [A] gepleegde wanprestatie inzake een tussen partijen gesloten reparatieovereenkomst. Deze vordering strekt tot voldoening van een verbintenis uit de boedel. Artikel 26 Faillissementswet (hierna: Fw) bepaalt dat deze vordering alleen door aanmelding ter verificatie bij de curator kan worden ingesteld.
3.2 Ingevolge artikel 29 Fw. wordt het geding na de faillietverklaring geschorst, voor zover tijdens de faillietverklaring aanhangige rechtsvorderingen voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel hebben, om alleen dan te worden voortgezet, indien de verificatie van de vordering wordt betwist. Degene die de betwisting doet, wordt - in plaats van de gefailleerde - partij in het geding. De faillietverklaring van [A] is uitgesproken nadat het eindvonnis in eerste aanleg is uitgesproken. Ter voorkoming dat dit vonnis van 17 maart 2004 in kracht van gewijsde zou gaan, heeft [appellant] op 14 juni 2004 de dagvaarding in appel uitgebracht aan de curator. De zaak werd aanhangig door inschrijving ter rolle van 6 juli 2004. Vanaf die datum geldt het geding als geschorst om alleen dan te worden voortgezet als de verificatie van de vordering wordt betwist.
3.3 In verband met het voorgaande dienen partijen zich uit te laten of er inmiddels een verificatievergadering heeft plaatsgevonden of nog zal plaatsvinden. Zo deze reeds heeft plaatsgevonden, dient de curator het proces-verbaal van de verificatievergadering over te leggen. Tevens dient de curator het hof te informeren of er een vooruitzicht is op enige uitkering aan concurrente schuldeisers. Tot slot wordt partijen verzocht zich uit te laten over de wijze waarop het aan de schorsing verbonden ingrijpende gevolg dat het hof mogelijk geen inhoudelijk arrest kan wijzen, eventueel kan worden ondervangen.
Slotsom
Het hof zal partijen in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten over hetgeen is overwogen in rov. 3.3 met aanhouding van iedere verdere beslissing.
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de rol van 28 maart 2006 voor een akte aan de zijde van de curator, waarna [appellant] bij antwoordakte kan reageren;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Makkink, Steeg en Strens-Meulemeester en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 maart 2006.