ECLI:NL:GHARN:2006:AW3517

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
19 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
VI 14-05
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar vervroegde invrijheidstelling in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 19 april 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep met betrekking tot de vordering van de advocaat-generaal te Den Haag. De vordering strekt tot het achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling van de veroordeelde, die een gevangenisstraf van zes jaren onvoorwaardelijk heeft opgelegd gekregen. De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat de veroordeelde zich na de aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf zeer ernstig heeft misdragen, zoals bedoeld in artikel 15a, eerste lid aanhef en sub c van het Wetboek van Strafrecht. Tijdens de openbare terechtzitting op 5 april 2006 heeft het hof de veroordeelde en zijn raadsman, mr. R. van den Boogert, gehoord, evenals de advocaat-generaal, die heeft geconcludeerd dat de behandeling van de vordering aan te houden. Het hof is van oordeel dat het wenselijk is om meer informatie te verkrijgen over het verloop van de thans lopende strafzaak tegen de veroordeelde. Daarom heeft het hof besloten het onderzoek te heropenen en de behandeling van de zaak aan te houden tot een nader te bepalen zitting in september/oktober 2006. De advocaat-generaal wordt verzocht de zaak op dat moment weer aan te brengen. Het hof heeft gelet op de artikelen 15a, 15b en 15c van het Wetboek van Strafrecht en heeft de beslissing genomen om de oproeping van de veroordeelde te bevelen tegen het tijdstip van de nog nader te bepalen terechtzitting, met tijdige kennisgeving aan de raadsman.

Uitspraak

VI-nummer: 14/05
Uitspraak: 19 april 2006
Gerechtshof te Arnhem
Kamer als bedoeld in artikel 67 van de wet op de rechterlijke organisatie.
Het hof heeft te beslissen op de op 28 december 2005 ingekomen vordering van de advocaat-generaal te Den Haag van 21 december 2005, strekkende tot het achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling van:
[VEROORDEELDE],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in [verblijfplaats]
Het hof heeft ter openbare terechtzitting van 5 april 2006 gehoord de veroordeelde en de raadsman van veroordeelde, mr R. van den Boogert, advocaat te Schiedam, alsmede de advocaat-generaal bij dit hof, die heeft geconcludeerd de behandeling van de vordering van de officier van justitie strekkende tot het achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling aan te houden.
Overwegingen
De vordering strekt ertoe dat de vervroegde invrijheidstelling met betrekking tot de bij arrest van 28 april 2004 van het gerechtshof te 's-Gravenhage opgelegde gevangenisstraf van zes jaren onvoorwaardelijk, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, achterwege zal blijven.
Aan de vordering is ten grondslag gelegd dat veroordeelde zich na de aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf zeer ernstig heeft misdragen, zoals bedoeld in artikel 15a, eerste lid aanhef en sub c van het Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal heeft verzocht de zaak voor een periode van twee maanden aan te houden teneinde op de uitkomst in de strafzaak tegen veroordeelde af te wachten.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het wenselijk is meer informatie te verkrijgen omtrent het verloop van de thans lopende strafzaak tegen veroordeelde. Het onderzoek zal hiertoe worden heropend. De advocaat-generaal wordt verzocht de zaak in september/oktober 2006 weer op zitting aan te brengen.
Toegepaste wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 15a, 15b en 15c van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING:
Het hof:
- heropent het onderzoek;
- houdt de behandeling van de zaak voor onbepaalde tijd aan, in beginsel tot een in overleg met de voorzitter vast te stellen zitting in september/oktober 2006, met voormeld doel;
- beveelt de oproeping van veroordeelde tegen het tijdstip van de nog nader te bepalen terechtzitting, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman.
Aldus gewezen door:
mr P.C. Vegter, voorzitter
mrs J.W.P. Verheugt en H.G.W. Stikkelbroeck, raadsheren
in tegenwoordigheid van mr N.M.H. van Ek, griffier
en op 19 april 2006 ter openbare terechtzitting uitgesproken.