ECLI:NL:GHARN:2006:AW3522

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
24 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
TBS 2005\274
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Stikkelbroeck
  • A. Vegter
  • J. Lauwaars
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing tot verlenging van terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 24 april 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank te Amsterdam van 19 oktober 2005, waarbij de terbeschikkingstelling van de betrokkene met een jaar werd verlengd. Het hof oordeelt dat de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling dient te worden afgewezen. De betrokkene heeft blijk gegeven van probleeminzicht en neemt verantwoordelijkheid voor zijn daden. Daarnaast is er sprake van een adequate dagbesteding en een ondersteunend netwerk. Het proefverlof verloopt naar wens en de betrokkene houdt zich aan de voorwaarden die aan hem zijn gesteld.

Het hof overweegt dat de rechtbank niet binnen de wettelijk vereiste termijn van twee maanden na de indienen van de verlengingsvordering heeft beslist, wat een belangrijke reden is voor de vernietiging van de beslissing van de rechtbank. Het hof heeft ook nieuwe stukken in overweging genomen die de conclusie ondersteunen dat het delictgevaar van de betrokkene thans is gereduceerd tot een aanvaardbaar niveau. De getuige-deskundige heeft tijdens de zitting verklaard dat het advies van de kliniek al luidde tot beëindiging van de terbeschikkingstelling.

Op basis van deze overwegingen heeft het hof de beslissing van de rechtbank vernietigd en de vordering van de officier van justitie afgewezen. De betrokkene wordt geacht voldoende vooruitgang te hebben geboekt in zijn behandeling, waardoor verlenging van de terbeschikkingstelling niet langer noodzakelijk is. De uitspraak is gedaan door een kamer van het hof, bestaande uit de voorzitter en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 24 april 2006.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
TBS 2005\274
Beslissing d.d. 24 april 2006
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
onder gezag van de [verblijfplaats].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te Amsterdam van 19 oktober 2005, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Overwegingen:
Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen, gelet op artikel 509t, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, aangezien de rechtbank niet binnen twee maanden na het indienen van de verlengingsvordering van de officier van justitie haar beslissing heeft genomen en gelet op het feit dat het hof recht zal doen mede op grond van nieuwe stukken.
In het bijzonder gelet op de advisering is het hof, anders dan de advocaat-generaal van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen niet langer verlenging van de terbeschikkingstelling eist, dat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen en dat de terbeschikkingstelling dient te worden beëindigd. Uit het verlengingsadvies volgt dat kan worden geconcludeerd dat er nauwelijks sprake is van risicofactoren. Betrokkene heeft van de behandeling geprofiteerd. Hij heeft probleeminzicht en neemt verantwoordelijkheid voor zijn delicten. Op dit moment is er sprake van een adequate dagbesteding en heeft betrokkene een beperkt, maar voldoende, netwerk. Sinds eind augustus 2005 heeft betrokkene proefverlof. Het proefverlof verloopt naar wens en betrokkene houdt zich aan de voorwaarden. Het hof neemt hierbij tevens in aanmerking dat ter terechtzitting op 5 augustus 2005 bij de rechtbank de getuige-deskundige Modders heeft verklaard dat op dat moment het advies van de kliniek al beëindiging van de terbeschikkingstelling luidde. Betrokkene heeft alle behandelingen die hij nodig had doorlopen.
Gelet op het bovenstaande acht het hof het delictgevaar thans gereduceerd tot een zodanig aanvaardbaar niveau dat voor verlenging onvoldoende grond is. Het hof is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen.
Beslissing:
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank te Amsterdam van 19 oktober 2005 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde.
Wijst af de vordering van de officier van justitie.
Aldus gedaan door
mr Stikkelbroeck als voorzitter,
mrs Vegter en Lauwaars als raadsheren,
en drs Mensing en drs Boon als raden,
in tegenwoordigheid van mr Jansen als griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2006.
Mr Lauwaars en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.