ECLI:NL:GHARN:2006:AW3522
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- M. Stikkelbroeck
- A. Vegter
- J. Lauwaars
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de beslissing tot verlenging van terbeschikkingstelling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 24 april 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank te Amsterdam van 19 oktober 2005, waarbij de terbeschikkingstelling van de betrokkene met een jaar werd verlengd. Het hof oordeelt dat de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling dient te worden afgewezen. De betrokkene heeft blijk gegeven van probleeminzicht en neemt verantwoordelijkheid voor zijn daden. Daarnaast is er sprake van een adequate dagbesteding en een ondersteunend netwerk. Het proefverlof verloopt naar wens en de betrokkene houdt zich aan de voorwaarden die aan hem zijn gesteld.
Het hof overweegt dat de rechtbank niet binnen de wettelijk vereiste termijn van twee maanden na de indienen van de verlengingsvordering heeft beslist, wat een belangrijke reden is voor de vernietiging van de beslissing van de rechtbank. Het hof heeft ook nieuwe stukken in overweging genomen die de conclusie ondersteunen dat het delictgevaar van de betrokkene thans is gereduceerd tot een aanvaardbaar niveau. De getuige-deskundige heeft tijdens de zitting verklaard dat het advies van de kliniek al luidde tot beëindiging van de terbeschikkingstelling.
Op basis van deze overwegingen heeft het hof de beslissing van de rechtbank vernietigd en de vordering van de officier van justitie afgewezen. De betrokkene wordt geacht voldoende vooruitgang te hebben geboekt in zijn behandeling, waardoor verlenging van de terbeschikkingstelling niet langer noodzakelijk is. De uitspraak is gedaan door een kamer van het hof, bestaande uit de voorzitter en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 24 april 2006.