ECLI:NL:GHARN:2006:AW5534

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
28 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
TBS 2005\265
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Vegter
  • A. Hilverda
  • M. Lensing
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging terbeschikkingstelling na positieve evaluatie van delictgevaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 28 april 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank te Amsterdam van 5 oktober 2005, die de terbeschikkingstelling van de betrokkene had verlengd. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd, omdat het tot de conclusie is gekomen dat de veiligheid van anderen niet langer een verlenging van de terbeschikkingstelling eist. De betrokkene heeft zijn stabiele functioneren voortgezet en de gestelde doelen zijn in de optiek van de kliniek behaald. Tijdens de zitting heeft een getuige-deskundige verklaard dat het delictgevaar van de betrokkene tot een aanvaardbaar niveau is teruggebracht, wat de beëindiging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigt.

Het hof heeft in zijn overwegingen de wettelijke aantekeningen van de periode van 22 november 2005 tot en met 20 februari 2006 in aanmerking genomen, waaruit blijkt dat de betrokkene er beter voor staat dan ooit. Hij heeft zich opener en serieuzer opgesteld, niet alleen in de begeleiding, maar ook in zijn werk, relatie en financiën. De kliniek heeft aangegeven dat het thans verantwoord is om de terbeschikkingstelling van de betrokkene te beëindigen. De beslissing van het hof houdt in dat de vordering van de officier van justitie wordt afgewezen en dat de terbeschikkingstelling wordt beëindigd.

De uitspraak is gedaan door een kamer van het hof, bestaande uit de voorzitter en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken. De raden waren buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen. De zaak betreft de terbeschikkingstelling met nummer TBS 2005/265.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
TBS 2005\265
Beslissing d.d. 28 april 2006
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [verblijfplaats].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te Amsterdam van
5 oktober 2005, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Overwegingen:
- Het hof zal de beslissing van de rechtbank te Amsterdam van 5 oktober 2005 vernietigen, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank en tevens omdat mede recht wordt gedaan op nieuwe stukken en hetgeen de getuige-deskundige ter zitting heeft verklaard.
- In het bijzonder gelet op de advisering is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen niet langer verlenging van de terbeschikkingstelling eist, dat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen en dat de terbeschikkingstelling dient te worden beëindigd. Het hof komt tot dit oordeel mede op grond van de wettelijke aantekeningen betreffende de periode van 22 november 2005 tot en met 20 februari 2006, waarin wordt geconcludeerd dat betrokkene er beter voor staat dan ooit. Vanaf het moment dat betrokkene zijn begeleiders heeft geïnformeerd over zijn vaderschap, heeft hij zich opener en serieuzer opgesteld. Dit geldt niet alleen voor de begeleiding, maar ook ten aanzien van zijn werk, zijn relatie en financiën. Betrokkene maakt goede financiële afspraken met zijn behandelingsteam en zijn vriendin. De gestelde doelen zijn in de optiek van de kliniek behaald. Voorts staat in de meest recente wettelijke aantekeningen van de periode tot en met 5 april 2006 vermeld dat betrokkene zijn stabiele functioneren heeft voortgezet. De kliniek acht het thans verantwoord de terbeschikkingstelling van betrokkene te beëindigen. Ter zitting heeft de getuige-deskundige drs E.W.M. van den Broek verklaard dat het delictgevaar van betrokkene tot een aanvaardbaar niveau is teruggebracht en dat een beëindiging van de terbeschikkingstelling geïndiceerd is.
Beslissing:
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank te Amsterdam van 5 oktober 2005 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde.
Wijst af de vordering van de officier van justitie.
Aldus gedaan door
mr Vegter als voorzitter,
mrs Hilverda en Lensing als raadsheren,
en drs Mensing en drs Poll als raden,
in tegenwoordigheid van mr Tang als griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2006.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.