ECLI:NL:GHARN:2006:AW5534
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- J. Vegter
- A. Hilverda
- M. Lensing
- Rechtspraak.nl
Beëindiging terbeschikkingstelling na positieve evaluatie van delictgevaar
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 28 april 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank te Amsterdam van 5 oktober 2005, die de terbeschikkingstelling van de betrokkene had verlengd. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd, omdat het tot de conclusie is gekomen dat de veiligheid van anderen niet langer een verlenging van de terbeschikkingstelling eist. De betrokkene heeft zijn stabiele functioneren voortgezet en de gestelde doelen zijn in de optiek van de kliniek behaald. Tijdens de zitting heeft een getuige-deskundige verklaard dat het delictgevaar van de betrokkene tot een aanvaardbaar niveau is teruggebracht, wat de beëindiging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigt.
Het hof heeft in zijn overwegingen de wettelijke aantekeningen van de periode van 22 november 2005 tot en met 20 februari 2006 in aanmerking genomen, waaruit blijkt dat de betrokkene er beter voor staat dan ooit. Hij heeft zich opener en serieuzer opgesteld, niet alleen in de begeleiding, maar ook in zijn werk, relatie en financiën. De kliniek heeft aangegeven dat het thans verantwoord is om de terbeschikkingstelling van de betrokkene te beëindigen. De beslissing van het hof houdt in dat de vordering van de officier van justitie wordt afgewezen en dat de terbeschikkingstelling wordt beëindigd.
De uitspraak is gedaan door een kamer van het hof, bestaande uit de voorzitter en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken. De raden waren buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen. De zaak betreft de terbeschikkingstelling met nummer TBS 2005/265.