ECLI:NL:GHARN:2006:AX4925

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 april 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-00132
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J. Lamens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op huisraad in verband met vermeende belastingschuld ter zake van het aanhouden van een Luxemburgse bankrekening

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 20 april 2006 uitspraak gedaan over een verzoek tot voorlopige voorziening van belanghebbende, die in verband met een vermeende belastingschuld beslag had laten leggen op zijn huisraad. De belanghebbende, aangeduid als X, had beroep ingesteld tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vermogensbelasting voor de jaren 1990 en 1991. De inspecteur van de Belastingdienst, aangeduid als P, had deze aanslagen opgelegd op basis van informatie over een Luxemburgse bankrekening die de belanghebbende zou hebben gehad.

Tijdens de mondelinge behandeling op 6 april 2006, waarbij zowel de belanghebbende als zijn gemachtigde, alsook de Ontvanger en de Inspecteur aanwezig waren, heeft de belanghebbende betoogd dat de aanslagen berustten op onrechtmatig verkregen bewijs en dat er geen bewijs was dat hij in de jaren 1990 en 1991 over een bankrekening beschikte. De inspecteur daarentegen stelde dat de methode om de identiteit van rekeninghouders vast te stellen betrouwbaar was en dat de belanghebbende strafrechtelijk was veroordeeld voor het doen van een onjuiste aangifte.

De voorzieningenrechter overwoog dat, hoewel er kritiek was op de gronden van de aanslagen, er onvoldoende twijfel bestond over de rechtmatigheid ervan om het verzoek van de belanghebbende te honoreren. De voorzieningenrechter weegt de belangen van de belanghebbende, die zijn huisraad snel terug wilde, tegen de belangen van de fiscus, die het risico liep dat de vordering niet meer kon worden verhaald als het beslag werd opgeheven. Uiteindelijk werd het verzoek tot opheffing van het beslag afgewezen, en de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een kostenveroordeling.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
voorzieningenrechter belastingkamer
nummer 06/00132
Proces-verbaal mondelinge uitspraak ingevolge artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht
belanghebbende : X
te : Z
ambtenaar : de inspecteur van de Belastingdienst/P
aangevallen besluiten : navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1990 en navorderingsaanslag vermogensbelasting 1991
mondelinge behandeling : op 6 april 2006 te Arnhem
waarbij verschenen : belanghebbende en zijn gemachtigde, alsmede de Ontvanger en de Inspecteur
Gronden:
feiten
1. Belanghebbende heeft onder rolnummer 04/01372 bij het Hof beroep ingesteld tegen de hem opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1990 en de aanslag vermogensbelasting 1991.
2. De Ontvanger heeft het door belanghebbende in verband met het instellen van beroep gevraagde uitstel van betaling niet verleend, omdat belanghebbende de door de Ontvanger gevraagde zekerheid (bijv. een bankgarantie) niet heeft verschaft.
3. Belanghebbende heeft het verschuldigde bedrag niet betaald. De Ontvanger heeft na de verzending van een aanmaning de invordering voortgezet en uiteindelijk op 7 februari 2006 aan belanghebbende een exploot van executoriaal beslag op roerende zaken betekend met de aanzegging dat de in beslag genomen zaken op 13 april 2006 om 11.00 uur zouden worden verkocht. De betrokken zaken zijn op 7 februari 2006 afgevoerd en door de Ontvanger in bewaring genomen "omdat de ervaring heeft geleerd dat wanneer de normale invorderingsprocedure wordt gevolgd, verhaalsobjecten van woonwagenbewoners nogal eens verdwijnen”.
4. Belanghebbende heeft op 20 maart 2006 een verzoek gedaan bij het Hof om bij voorlopige voorziening de Ontvanger te gelasten de in beslag genomen zaken onmiddellijk bij belanghebbende terug te bezorgen.
5. De Ontvanger heeft vervolgens schriftelijk op dit verzoek gereageerd en daarbij aangegeven dat de in beslag genomen goederen niet door de fiscus zullen worden verkocht zolang de aanslagen niet onherroepelijk vaststaan.
overwegingen
6. De voorlopige voorzieningenrechter in belastingzaken komt geen bevoegdheid in invorderingszaken toe. Voor de voorzieningenrechter bestaat wel de mogelijkheid om in die gevallen waarin ernstige twijfel bestaat of de bestreden aanslag door de rechter in de bodemprocedure in stand zal worden gelaten, de werking van die aanslag te schorsen.
De bewijslast dat zich een zodanig geval voordoet rust op belanghebbende.
7. Belanghebbende heeft met betrekking tot de heffing – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
- De aanslag berust op onrechtmatig verkregen bewijs.
- Hoewel de Inspecteur gegevens gebruikt afkomstig van een microfiche, waarop een aanduiding is vermeld die naar belanghebbende zou kunnen wijzen, ontkent belanghebbende een bankrekening in het buitenland te hebben gehad.
- De Inspecteur beschikt slechts over gegevens inzake banksaldi in het jaar 1994. Zo belanghebbende in 1994 al een bankrekening gehad zou hebben, betekent dit niet dat hij daarover ook in 1990 en 1991 al beschikte.
- Zo belanghebbende in 1990 en 1991 al beschikte over een bankrekening in het buitenland, kan dat in de aangiften over die jaren vermeld zijn geweest. Belanghebbende noch de fiscus beschikken nog over (kopieën van) deze originele aangiften.
8. De Inspecteur heeft daartegenover het volgende aangevoerd:
- De methode die gevolgd is om de identiteit van de rekeninghouders vast te stellen is zodanig betrouwbaar dat in dit geval belanghebbende terecht als rekeninghouder is aangemerkt. Belanghebbende is ook strafrechtelijk veroordeeld voor het doen van een onjuiste aangifte.
- Uit onderzoek is gebleken dat tussen de 30% en de 50% van degenen die toegegeven hebben in 1994 een bankrekening in Luxemburg te hebben gehad, ook in 1990 en 1991 daar een bankrekening hadden. Bij een bankrekening met een hoog saldo in 1994 is de kans dat de bankrekening ook in 1990 en 1991 bestond volgens haar bovendien groter dan bij een bankrekening met een lager banksaldo in 1994. Op belanghebbendes bankrekening stond in 1994 een aanzienlijk bedrag van zo’n f 500.000.
9. Hoewel, gelet op hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd, de gronden waarop de aanslagen berusten aan kritiek kunnen worden onderworpen, is – in aanmerking nemende de summiere gegevens die de voorzieningenrechter in dit geding ter beschikking staan – bij de voorzieningenrechter niet een zodanige twijfel gerezen omtrent de rechtmatigheid van de aanslagen dat daaraan, de wederzijdse belangen afwegende, gevolgen dienen te worden gebonden. Het verzoek moet derhalve worden afgewezen
10. De voorzieningenrechter heeft daarbij mede afgewogen het belang dat belanghebbende heeft bij het spoedig beschikbaar komen zijn huisraad en het belang van de fiscus, die na opheffing van het beslag de niet te verwaarlozen kans loopt dat de vordering op belanghebbende bij gebrek aan zekerheid niet meer kan worden verhaald.
Proceskosten:
De voorzieningenrechter acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht
Beslissing:
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2006 door mr. J. Lamens, fungerend voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. Van der Waerden als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
de griffier, de voorzieningenrechter,
(A.W.M. van der Waerden) ( J. Lamens)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 24 april 2006