ECLI:NL:GHARN:2006:AX6565
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- M. Smeeïng-Van Hees
- A. van der Kwaak
- J. van den Brink
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toelating tot de schuldsaneringsregeling van een appellant met een strafrechtelijke veroordeling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 8 mei 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toelating van de appellant tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De appellant, een 47-jarige alleenstaande man met hartklachten en volledig arbeidsongeschikt, had een totale schuldenlast van ruim € 96.000,-. Hij was eerder veroordeeld in België voor verschillende strafbare feiten, waaronder handel in drugs, mensenhandel en boekhoudfraude, met bijbehorende geldboetes en betalingsverplichtingen wegens wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank te Arnhem had op 13 maart 2006 het verzoek van de appellant tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat er gegronde vrees bestond dat hij zijn verplichtingen niet zou nakomen, mede door de openstaande veroordelingen in België.
Tijdens de zitting heeft de appellant betoogd dat de vrees van de rechtbank ongegrond was, gezien het tijdsverloop en het ontbreken van pogingen van de Belgische justitie om de straffen ten uitvoer te leggen. Hij stelde dat hij nooit in drugs had gehandeld en dat hij niet verantwoordelijk was voor de misdrijven waarvoor hij was veroordeeld. Het hof oordeelde echter dat de veroordelingen voldoende vaststonden en dat de appellant niet te goeder trouw was geweest ten aanzien van zijn schulden. Het hof concludeerde dat de ernst van de misdrijven en de bijbehorende schulden aan toelating tot de schuldsaneringsregeling in de weg stonden, ook al waren deze langer dan vijf jaar geleden ontstaan.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het verzoek van de appellant tot schuldsanering werd afgewezen. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bijzondere omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden.