ECLI:NL:GHARN:2006:AY5299

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
8 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2006/396
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van der Weij
  • A. Groen
  • J. van den Brink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling door echtgenoten met huurachterstand en fraudeschuld

In deze zaak hebben appellanten, echtgenoten, een verzoek ingediend tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Het hof overweegt dat zij jarenlang in gebreke zijn gebleven met het betalen van hun vaste lasten, wat heeft geleid tot een huurachterstand en dreigende ontruiming. Ondanks hun bewering dat de huurschuld niet meer dan € 10.000,- bedraagt, blijkt uit hun verklaringen dat er een aanzienlijke achterstand van ongeveer € 3.000,- is. Het hof constateert dat appellanten niet adequaat hun uitgaven hebben aangepast aan hun inkomsten en geen hulp hebben ingeschakeld, zoals budgetbeheer. Bovendien hebben zij onterecht een auto en mobiele telefoons, wat hun financiële situatie verder onder druk zet.

Het hof merkt op dat appellanten zich onvoldoende inspannen om betaald werk te vinden, ondanks de bewering van appellant sub 1 dat hij om medische redenen niet kan werken, waarvoor hij geen bewijs heeft overgelegd. Gezien deze omstandigheden is het hof van oordeel dat er gegronde vrees bestaat dat appellanten hun verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet zullen nakomen. Daarnaast is er sprake van een oude fraudeschuld uit 1993 en recent een nieuwe fraudeschuld aan de Sociale Dienst, wat de situatie verder compliceert.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank te Arnhem van 18 april 2006, waarin het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen. De mondelinge behandeling vond plaats op 1 juni 2006, waarbij appellanten in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaat. Het hof concludeert dat de financiële situatie van appellanten niet zodanig is dat een goed verloop van de schuldsaneringsregeling te verwachten is, en dat zij niet voldoende saneringsgezind zijn.

Uitspraak

8 juni 2006
eerste civiele kamer
rekestnummer 2006/396
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Arrest
in de zaak van:
[appellant sub 1] en
[appellant sub 2],
echtgenoten,
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
procureur: mr. K.J. Verrips.
1 Het geding in eerste aanleg
Bij vonnis van de rechtbank te Arnhem van 18 april 2006 is het verzoek van appellanten (hierna te noemen: [appellant sub 1] en [appellant sub 2]) tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen. Het hof verwijst naar dit vonnis, dat in fotokopie aan dit arrest is gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij ter griffie van het hof op 25 april 2006 per gewone post ingekomen verzoekschrift zijn [appellant sub 1] en [appellant sub 2] in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis en hebben zij het hof verzocht dat vonnis te vernietigen en, opnieuw recht doende, te bepalen dat zij alsnog tot de schuldsaneringsregeling worden toegelaten.
2.2 Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de daarbij behorende stukken.
2.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 juni 2006, waarbij [appellant sub 1] en [appellant sub 2] zijn verschenen in persoon, bijgestaan door mr. R.C. Vermeer, advocaat te Rhenen.
3 De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
3.2 [appellant sub 1] en [appellant sub 2] stellen dat zij een acceptabele huurachterstand hebben van slechts ongeveer € 3.000,-. De fraudeschuld aan de gemeente dateert uit 1993, zodat deze schuld niet aan hun toelating tot de schuldsaneringsregeling in de weg kan staan. Verder stellen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat [appellant sub 1] arbeidsongeschikt is en dus niet in staat is te werken. [appellant sub 2] is in staat en bereid te werken. Ten slotte zijn zij bereid budgetbeheer te accepteren en hun auto van de hand te doen.
3.3 Het hof overweegt dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] reeds jarenlang voortdurend in gebreke zijn met het betalen van hun vaste lasten. Zij zijn uit hun vorige huurwoning gezet vanwege een huurachterstand en thans dreigt opnieuw een ontruiming. Hoewel de omvang van de huidige huurschuld volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] geen
€ 10.000,- bedraagt, is blijkens hun verklaringen in ieder geval sprake van een aanzienlijke achterstand van ongeveer € 3.000,-. Ondanks deze financiële problemen hebben zij nagelaten zelfstandig hun uitgaven aan hun inkomsten aan te passen, dan wel daarbij de benodigde hulp in te schakelen bijvoorbeeld door het aanvragen van budgetbeheer. Ook hebben zij tot op heden een auto, alsmede een tweetal mobiele telefoons waarvan de kosten maandelijks ongeveer € 100,- bedragen. Voorts is uit de verklaringen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] ter terechtzitting gebleken dat zij zich onvoldoende inspannen om betaald werk te vinden teneinde meer inkomsten te verkrijgen. Hoewel [appellant sub 1] stelt dat hij om medische redenen niet in staat is te werken heeft hij daarvan geen bewijs overgelegd. Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat gegronde vrees bestaat dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hun uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren zullen nakomen doordat zij ook in de schuldsaneringsregeling niet in staat zullen zijn hun financiën zodanig te ordenen dat een goed verloop daarvan te verwachten is, en voorts dat niet gebleken is dat zij voldoende saneringsgezind zijn. Daar komt nog bij dat niet enkel sprake is van oude fraudeschuld uit 1993, maar dat eveneens recent een fraudeschuld is ontstaan aan de Sociale Dienst. Hoewel die nieuwe schuld slechts een relatief klein bedrag betreft, te weten € 375,-, wist [appellant sub 1], althans had hij gezien de eerdere fraudevordering moeten weten, dat hij ervoor verantwoordelijk is dat al zijn inkomsten, hoe gering ook, correct worden gemeld bij de Sociale Dienst, zodat die schuld niet te goeder trouw is ontstaan.
4 De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank te Arnhem van 18 april 2006.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van der Weij, Groen en Van den Brink, bij afwezigheid van mr. Van der Weij getekend door mr. Groen, en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juni 2006.