ECLI:NL:GHARN:2006:AY5855
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- M. van Houten
- A. Mannoury
- J. Röben
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek in hoger beroep tegen een lid van de enkelvoudige strafkamer
In deze zaak heeft verzoeker op 12 mei 2006 een wrakingsverzoek ingediend tegen een raadsheer van de enkelvoudige strafkamer van het Gerechtshof Arnhem. Het verzoek werd gedaan tijdens het uitspreken van het arrest. Het hof oordeelt dat de wet niet uitsluit dat een wrakingsverzoek in dit stadium van het geding kan worden gedaan, en concludeert dat het verzoek tijdig is ingediend. De verzoeker stelt dat er geen onpartijdige rechtspraak heeft plaatsgevonden, omdat het openbaar ministerie in de strafvervolging is ontvangen, terwijl het vertrouwensbeginsel en het beginsel 'ne bis in idem' zouden zijn geschonden.
Het hof benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor een vooringenomenheid. De enkele omstandigheid dat de uitspraak onwelgevallig is voor de verzoeker, is op zichzelf niet voldoende om aan te nemen dat er sprake is van vooringenomenheid. Het hof concludeert dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees is dat de raadsheer vooringenomen is, en dat er geen schending is van het recht op een onpartijdige behandeling.
Daarom wordt het verzoek tot wraking afgewezen. De beslissing is op 2 augustus 2006 uitgesproken door de wrakingskamer van het Gerechtshof Arnhem, met mr. Van Houten als voorzitter en mrs. Mannoury en Röben als raadsheren, in aanwezigheid van griffier mr. Van Onna.