ECLI:NL:GHARN:2006:AY6430

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
14 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
TBS 180/06
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Vegter
  • mrs. Van Kuijck
  • mrs. Buyne
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel tot terbeschikkingstelling en ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 14 augustus 2006 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, die eerder door de rechtbank te Maastricht was opgelegd. Het hof verklaart het openbaar ministerie ontvankelijk in de vordering tot verlenging van de maatregel tot terbeschikkingstelling, die tijdig is ingediend. De raadsman van de betrokkene had betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de vordering tot verlenging niet gelijktijdig was ingediend met de omzettingsvordering. Het hof oordeelt echter dat dit niet leidt tot niet-ontvankelijkheid, aangezien de vordering tot verlenging tijdig was ingediend en het niet van belang is of het gaat om terbeschikkingstelling met voorwaarden of met verpleging van overheidswege.

Het hof vernietigt de beslissing van de rechtbank te Maastricht van 28 juni 2006, die de terbeschikkingstelling met twee jaar had verlengd, en wijst het verzoek tot nader onderzoek door een externe deskundige af. Het hof is van oordeel dat er geen duidelijke diagnose is gesteld, maar dat de komende periode geschikt is om deze te verduidelijken, met name door observatie in het Pieter Baan Centrum. De beslissing van het hof houdt in dat de terbeschikkingstelling met twee jaar wordt verlengd, omdat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen dit eist. De betrokkene vertoont ernstige persoonlijkheidsstoornissen en er is nog steeds recidivegevaar aanwezig. De beslissing is openbaar uitgesproken door de voorzitter en de raadsheren, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
TBS 2006\180
Beslissing d.d. 14 augustus 2006
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikking gestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [verblijfplaats].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te Maastricht van 28 juni 2006, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Overwegingen:
Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen, daar het hof recht zal doen mede op grond van hetgeen de getuige-deskundigen ter terechtzitting hebben verklaard.
De raadsman van betrokkene heeft primair betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De raadsman heeft hiertoe een tweetal redenen gegeven, te weten, kort samengevat:
1. Het openbaar ministerie had tegelijk met de omzettingsvordering tevens de verlenging moeten vorderen op grond van de memorie van toelichting op artikel 38k van het Wetboek van Strafrecht.
2. Het openbaar ministerie vordert verlenging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden, terwijl de terbeschikkingstelling intussen is omgezet in terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
1. De officier van justitie heeft op 16 maart 2006 een vordering ingediend tot het alsnog verplegen van overheidswege van betrokkene. Vervolgens heeft de officier van justitie op 29 mei 2006 een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling ingediend. Op grond van artikel 509o van het Wetboek van Strafvordering behoorde de officier van justitie, gelet op de expiratiedatum, 12 juli 2006, een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling tussen 13 mei 2006 en 12 juni 2006 in te dienen. De vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling is derhalve tijdig ingediend. Een verlengingsvordering kan gelijktijdig met een vordering tot het alsnog geven van een bevel tot verpleging van overheidswege. De officier van justitie heeft van die mogelijkheid in casu geen gebruik gemaakt. Dit leidt niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Het hof merkt op dat overigens niet valt in te zien in welk belang betrokkene door deze procedure zou zijn geschaad.
2. Voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van de vordering tot het vorderen van de verlenging van de maatregel tot terbeschikkingstelling is het niet van belang of het om terbeschikkingstelling met voorwaarden dan wel terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege gaat. Het gaat materieel om verlenging van de maatregel als grondslag voor terbeschikkingstelling met dwangverpleging dan wel met voorwaarden. Tevens was op het moment van indienen van de verlengingsvordering de beslissing van de rechtbank van 10 april 2006, strekkende tot het alsnog verplegen van overheidswege van betrokkene, niet onherroepelijk. De raadsman van betrokkene is namelijk op 19 april 2006 tegen deze beslissing in beroep gegaan.
Het hof verklaart, gelet op het hiervoor overwogene, het openbaar ministerie ontvankelijk in de vordering tot verlenging van de maatregel tot terbeschikkingstelling.
Het verzoek tot nader onderzoek door een externe deskundige, teneinde een duidelijke diagnose omtrent betrokkene te laten stellen, wordt afgewezen. Ter terechtzitting van het hof is inderdaad gebleken dat er geen sprake is van een vastomlijnde diagnose. Het hof acht het zonder meer van belang dat omtrent die diagnose meer helderheid wordt verkregen. Nu het hof van oordeel is dat – op grond van onderstaande overwegingen – een verlenging van de maatregel tot terbeschikkingstelling is geïndiceerd, acht het hof de komende periode bij uitstek geschikt om de diagnose te (doen) verduidelijken. Hierbij denkt het hof in het bijzonder aan een observatieperiode in het Pieter Baan Centrum.
In het bijzonder gelet op de advisering is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist als in de hierna te vermelden beslissing vervat. Uit het verlengingsadvies en hetgeen de getuige-deskundigen ter terechtzitting van het hof hebben verklaard, volgt dat bij betrokkene in ieder geval sprake is van een ernstige persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken. Tevens kan PDD-NOS, dan wel het syndroom van Asperger, niet geheel worden uitgesloten. De psychopathologie van betrokkene is nog onverminderd aanwezig. Dientengevolge is ook het recidivegevaar nog onveranderd aanwezig.
Gelet op het aanwezige delictgevaar en het feit dat betrokkene nog langdurig zorg, structuur en begeleiding nodig heeft, is het hof van oordeel dat een verlenging met een termijn van twee jaar is geïndiceerd.
Beslissing:
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank te Maastricht van 28 juni 2006 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
Wijst af het verzoek tot aanhouding.
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Aldus gedaan door
mr Vegter als voorzitter,
mrs Van Kuijck en Buyne als raadsheren,
en drs Van Iersel en dr Raes als raden,
in tegenwoordigheid van mr Jansen als griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2006.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.