ECLI:NL:GHARN:2006:AY6432

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
14 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
TBS 2006/092
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Vegter
  • mr. Van Kuijck
  • mr. Buyne
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling en spoedige behandeling in het strafrecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 14 augustus 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank te Arnhem van 3 februari 2006, die de terbeschikkingstelling van de betrokkene met een jaar had verlengd. Het hof oordeelt dat de behandeling van de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling niet spoedig genoeg is behandeld, in strijd met de eisen van artikel 509x, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering en artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het hof stelt vast dat het beroep pas vijf maanden na indiening is behandeld, wat niet voldoet aan de verdragsrechtelijke verplichtingen voor een spoedige behandeling.

Het hof concludeert dat de beslissing om een schending van het recht op een spoedige behandeling aan te nemen, voldoende bevrediging biedt voor het geschonden rechtsgevoel. Daarnaast oordeelt het hof dat de afwezigheid van recente aantekeningen over de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de terbeschikkinggestelde niet automatisch leidt tot afwijzing van de vordering. Het hof acht zich voldoende voorgelicht door de ter zitting gegeven verklaringen van de betrokkene en de beschikbare rapportages.

De beslissing van de rechtbank wordt bevestigd, waarbij het hof de positieve ontwikkelingen in het gedrag van de betrokkene erkent, zoals het hebben van een gezin en een vaste baan. Desondanks wordt de kans op gewelddadig gedrag nog steeds als matig ingeschat, wat de verlenging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigt. Het hof beveelt aan dat de begeleiding en monitoring van de betrokkene door de kliniek voortgezet worden, vooral gezien de recente veranderingen in zijn gezinssituatie. De verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar is geïndiceerd om te observeren of de positieve ontwikkelingen zich voortzetten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
TBS 2006\092
Beslissing d.d. 14 augustus 2006
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikking gestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [verblijfplaats].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te Arnhem van 3 februari 2006, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Overwegingen:
Ambtshalve overweegt het hof het volgende. Zowel artikel 509x, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering als artikel 5, vierde lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden stelt eisen aan de voortgang van de behandeling door de rechter van een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling. Er dient door het hof zo spoedig mogelijk respectievelijk spoedig (de Engelse tekst bezigt het woord "speedily") te worden beslist. Waar in beginsel de terbeschikkingstelling expireert op een ruimschoots tevoren bekende datum heeft zowel de rechtbank als het gerechtshof een verdragsrechtelijke verplichting om tot een zo spoedig mogelijke behandeling van de vordering tot verlenging over te gaan. De genoemde inspanningsverplichting dwingt tot een grotere spoed dan waarvan in de onderhavige zaak is gebleken. Het hof is van oordeel dat in casu van een spoedige behandeling van het beroep in de zin van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden geen sprake is geweest. Immers is het beroep ruim vijf maanden na het instellen van het hoger beroep behandeld. In de voorliggende zaak oordeelt het hof dat de beslissing om een verdragsrechtelijke schending aan te nemen in zichzelf voldoende bevrediging van het geschonden rechtsgevoel inhoudt.
Artikel 509o, tweede lid, onder sub 2 van het Wetboek van Strafvordering vereist dat bij de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling een afschrift van de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de terbeschikkinggestelde wordt overgelegd. Bij het verlengingsadvies van de Prof mr W.P.J. Pompekliniek zijn de wettelijke aantekeningen van de periode 19 oktober 2004 tot en met 10 november 2005 aanwezig. De recente wettelijke aantekeningen ontbreken echter. Het hof is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat de recente wettelijke aantekeningen omtrent betrokkene ontbreken, niet kan leiden tot afwijzing van de vordering van de officier van justitie. Het hof merkt op dat het zich voldoende voorgelicht acht ten aanzien van de gesteldheid van betrokkene, nu ter zitting betrokkene is gehoord en de voormelde recente psychologische en psychiatrische rapportages voldoende gegevens over deze gesteldheid bevatten.
In het bijzonder gelet op de advisering is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist als in de hierna te vermelden beslissing vervat. Het hof onderkent de positieve ontwikkelingen in het gedrag van betrokkene. Het afgelopen jaar heeft betrokkene betrekkelijk stabiel gefunctioneerd. Betrokkene heeft een gezin en sinds januari 2006 heeft hij ook een vaste baan. De kans op later gewelddadig gedrag wordt thans echter nog geschat op matig. Betrokkene dient nog, vanaf de zijlijn, door de kliniek te worden begeleid en gemonitored in de afbouwfase van de maatregel. Dit ingezette traject dient te worden voortgezet, mede gelet op de recent gewijzigde omstandigheden in de gezinssituatie van betrokkene.
Gelet op het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar is geïndiceerd, om te bezien of de positieve ontwikkelingen beklijven.
Beslissing:
Het hof:
Bevestigt de beslissing van de rechtbank te Arnhem van 3 februari 2006 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde.
Aldus gedaan door
mr Vegter als voorzitter,
mrs Van Kuijck en Buyne als raadsheren,
en drs Van Iersel en dr Raes als raden,
in tegenwoordigheid van mr Jansen als griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2006.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen