ECLI:NL:GHARN:2006:AY6435
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- M. Verheugt
- A. Lensing
- D. Dik
- Rechtspraak.nl
Verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen na termijnoverschrijding door het openbaar ministerie
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 3 juli 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank te 's-Gravenhage van 19 januari 2006, die de plaatsing van een jeugdige in een inrichting voor een jaar had verlengd. Het openbaar ministerie had de verlengingsvordering te laat ingediend, namelijk één dag voor de einddatum van de maatregel. Desondanks oordeelde het hof dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vordering op basis van artikel 509oa lid 1 van het Wetboek van Strafvordering, omdat er bijzondere omstandigheden waren die een verlenging van de maatregel rechtvaardigden. De beperkte termijnoverschrijding en de ernst van de gepleegde feiten, waaronder openlijke geweldpleging en diefstal met geweld, waren belangrijke factoren in deze beslissing.
Het hof overwoog dat de jeugdige, die een cognitieve achterstand vertoonde en een gebrekkige impulscontrole had, sterk afhankelijk was van de structuur en ondersteuning uit zijn omgeving. Ondanks de geboekte vorderingen in de behandeling, was er een aanzienlijk recidiverisico. De behandeling moest gericht zijn op een gefaseerde terugkeer in de samenleving, en het hof vond het noodzakelijk dat het traject niet verstoord werd. Gezien de advisering van de betrokken deskundigen, oordeelde het hof dat de veiligheid van anderen en de ontwikkeling van de jeugdige een verlenging van de maatregel eisten.
De beslissing van het hof was om de eerdere uitspraak van de rechtbank te vernietigen en de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een jaar te verlengen. De uitspraak werd gedaan door een kamer van het hof, bestaande uit de voorzitter en twee raadsheren, met de ondersteuning van twee raden en een griffier, en werd openbaar uitgesproken op 3 juli 2006.