ECLI:NL:GHARN:2006:AY9956
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- N.E. Haas
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de stakingsvrijstelling bij uitkering uit een goodwillfonds voor huisartsen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 26 september 2006 uitspraak gedaan over de toepassing van de stakingsvrijstelling in het kader van de inkomstenbelasting. De belanghebbende, een huisarts, claimde terecht de stakingsvrijstelling met betrekking tot een uitkering uit een goodwillfonds. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende een onderneming uitoefende zoals bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 en dat zij in beginsel recht had op de stakingsfaciliteiten. De echtgenoot van de belanghebbende had zijn aandeel in de huisartsenpraktijk ingebracht in een ondermaatschap, wat relevant was voor de beoordeling van de aanspraak op de stakingsvrijstelling.
De kern van het geschil was of de belanghebbende recht had op de stakingsvrijstelling voor de aanspraak op de uitkering uit de Stichting Goodwillfonds voor Huisartsen. Het Hof overwoog dat de goedkeuring van de Staatssecretaris, die de uitkering in het jaar 2000 opeisbaar verklaarde, ook van toepassing was op situaties waarin de uitkering niet met een staking gepaard ging. Dit betekende dat de stakingsvrijstelling ook van toepassing kon zijn, ondanks dat de onderneming niet langer dan drie jaren was gedreven.
Het Hof oordeelde dat de Inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat de aanslag niet als een verzuim kon worden beschouwd en dat er geen aanleiding was voor vermindering van de heffingsrente. De belanghebbende werd in het gelijk gesteld, en de aanslag werd verminderd naar een belastingbedrag van ƒ 39.906. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, die op € 805 werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.