ECLI:NL:GHARN:2006:AZ4237

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
7 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2006/771
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • H. Houtman
  • R. Rijken
  • B. Brands-Bottema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil inzake aanbestedingsprocedure voor levering van kantelrolstoelen en scootmobielen door Harting-Bank B.V.

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem werd behandeld, ging het om een geschil tussen Harting-Bank B.V. en de Liemerse gemeenten over een aanbestedingsprocedure voor de levering van kantelrolstoelen en scootmobielen. Harting-Bank B.V. had zich ingeschreven voor de aanbesteding, maar de gemeenten wezen de inschrijving af op basis van het feit dat de aangeboden producten niet voldeden aan de gestelde eisen in het bestek. Het hof oordeelde dat de inschrijving van Harting-Bank niet voldeed aan de minimumeisen, omdat de aangeboden kantelrolstoel 'Invacare Clematis' niet in de vereiste 'fabrieksuitvoering' kon worden geleverd. Harting-Bank had tijdens de verificatiebijeenkomst aanvullende informatie verstrekt over de instelbaarheid van de zithoogte en de levering van een eendelige afneembare voetenplank, maar het hof oordeelde dat deze informatie als een wijziging van de inschrijving moest worden beschouwd, wat niet was toegestaan. Het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelde Harting-Bank in de proceskosten. De vorderingen van RSR Revalidatieservice B.V., die als tussenkomende partij was toegelaten, werden afgewezen, omdat het hoger beroep van Harting-Bank ongegrond was en de gemeenten hadden verklaard de opdracht aan RSR te gunnen. Het arrest werd uitgesproken op 7 november 2006.

Uitspraak

7 november 2006
eerste civiele kamer
rolnummer 2006/771 KG
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Arrest
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Harting-Bank B.V.,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
appellante,
procureur: mr. L. Paulus,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersonen
1. de gemeente Zevenaar, zetelende te Zevenaar,
2. de gemeente Duiven, zetelende te Duiven,
3. de gemeente Rijnwaarden, zetelende te Lobith,
4. de gemeente Westervoort, zetelende te Westervoort,
geïntimeerden,
procureur: mr. E.A. van der Dussen,
in welke zaak bij arrest van 3 oktober 2006 is toegelaten als tussenkomende partij
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RSR Revalidatieservice B.V.,
gevestigd te Silvolde,
procureur: mr. A. de Feijter.
1 Het geding in eerste aanleg en in hoger beroep
1.1 Voor het verloop van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep wordt verwezen naar het tussen partijen gewezen arrest van 3 oktober 2006, gewezen in het incident tot tussenkomst, opgeworpen door RSR Revalidatieservice B.V. (hierna te noemen: RSR). Een fotokopie van dat arrest is aan dit arrest gehecht.
1.2 Ter terechtzitting van het hof van 23 oktober 2006 hebben partijen de zaak doen bepleiten, waarbij namens Harting-Bank B.V. (hierna te noemen: Harting-Bank) het woord is gevoerd door mr. G. Verberne, advocaat te Amsterdam, namens de gemeenten Zevenaar, Duiven, Rijnwaarden en Westervoort (hierna te noemen: de Liemerse gemeenten) door mr. I.J. van den Berge, advocaat te Zwolle, en namens RSR door mr. G.W.A. van de Meent, advocaat te Amsterdam, overeenkomstig door hen overgelegde pleitnota's. Aan RSR is akte verleend van het in geding brengen van een nieuwe productie.
1.3 Vervolgens zijn de procesdossiers overgelegd voor het wijzen van arrest.
2 De vaststaande feiten
Tegen de overwegingen van de voorzieningenrechter onder 2.1 tot en met 2.13 van het bestreden vonnis inzake de vaststaande feiten zijn geen grieven gericht, zodat die feiten ook in hoger beroep vaststaan.
3 De beoordeling van het geschil in hoger beroep
3.1 De eerste grief is gericht tegen de rechtsoverwegingen 4.4 tot en met 4.9 van het bestreden vonnis. Daarin heeft de voorzieningenrechter voorop gesteld dat de aangeboden producten uitsluitend in ‘fabrieksuitvoering’ moeten worden geleverd, hetgeen betekent dat niet naderhand aanpassingen aan de producten mogen worden aangebracht. De voorzieningenrechter heeft voorshands geoordeeld dat de door Harting-Bank aangeboden kantelrolstoel ‘Invacare Clematis’ niet aan de in het referentiemodel gestelde minimumeisen voldoet.
3.2 In de toelichting op de grief betoogt Harting-Bank het volgende. Nergens in het bestek is te lezen dat de te leveren producten uitsluitend ‘fabrieksuitvoeringen’ zouden moeten zijn. Het bestek spreekt over standaarduitvoering. Een standaarduitvoering is een uitvoering die voldoet aan de specificaties die de Liemerse gemeenten hebben gesteld ten aanzien van een specifieke groep rolstoelen. De door Harting-Bank aangeboden kantelrolstoel voldoet aan de eisen die vermeld zijn in het referentiemodel. Zo heeft Harting-Bank tijdens de verificatiebijeenkomst van 7 maart 2006 bevestigd dat zij de kantelrolstoelen zal leveren met de vereiste ‘eendelige afneembare voetenplank’. Weliswaar is de ‘Invacare Clematis’ niet ‘af fabriek’ uitgevoerd met de gevraagde voetenplank, maar technici van Harting-Bank plaatsen deze zelf, zodat de inschrijving van Harting-Bank op dit onderdeel volledig besteksconform is. Dit laatste geldt ook voor het vereiste van instelbaarheid van zithoogte, hetgeen Harting-Bank eveneens heeft toegelicht bij de verificatiebijeenkomst. Harting-Bank bestrijdt de stelling van de Liemerse gemeenten dat haar toelichting op deze genoemde punten een wijziging van de inschrijving zou betekenen, aangezien deze informatie pas is verstrekt op de verificatiebijeenkomst welke heeft plaatsgevonden na de sluitingsdatum van de inschrijvingen. Volgens Harting-Bank heeft zij bij de verificatiebijeenkomst slechts een toelichting gegeven en niet haar inschrijving gewijzigd.
3.3 Het hof verwerpt de grief. Uit het beginsel van gelijke behandeling van inschrijvers, zoals dat geldt in het aanbestedingsrecht, volgt dat de aanbestedende diensten inschrijvingen die niet geheel aan de besteksvoorwaarden voldoen, buiten beschouwing moeten laten. Aanvaardbaar zijn slechts de inschrijvingen die op zich aan de inschrijvingsvoorwaarden voldoen. Verduidelijking of aanvulling van de inschrijving is daarom slechts toegestaan als de betrokken inschrijving op zich aan de inschrijvingsvoorwaarden heeft voldaan. Wijziging van een ingediende aanbieding is niet toegestaan. Dit volgt uit de beginselen van transparantie en van gelijke behandeling van de inschrijvers.
Harting-Bank heeft in de groep kantelrolstoelen ingeschreven met de ‘Invacare Clematis’ die volgens de bij de inschrijving gevoegde productinformatie een zithoogte heeft van 45 cm, terwijl niet is aangegeven dat die instelbaar is (in tegenstelling tot bijvoorbeeld de zitbreedte en zitdiepte waarvan wèl is aangegeven dat die instelbaar zijn), Uit de bijgevoegde productinformatie is niet af te leiden dat de rolstoel leverbaar is met een eendelige afneembare voetenplank. Op deze punten heeft de inschrijving van Harting-Bank niet voldaan aan de door de Liemerse gemeenten in het referentiemodel gestelde eisen. Het feit dat Harting-Bank naderhand schriftelijk en mondeling tijdens de verificatiebijeenkomst heeft aangegeven dat zij de ‘Invacare Clematis’ kan leveren met een door haar technici te monteren eendelige afneembare voetenplank en dat de zithoogte wèl kan worden ingesteld, moet dan worden aangemerkt als wijzigingen van de inschrijving, welke niet zijn toegestaan.
3.4 De tweede grief is gericht tegen de rechtsoverwegingen 4.12 tot en met 4.15 van het bestreden vonnis. Daarin heeft de voorzieningenrechter voorshands geoordeeld dat de nadere toelichting van Harting-Bank op haar inschrijving moet worden beschouwd als wijziging van de inschrijving ten aanzien van de groep elektrische buitenwagens (scootmobielen).
3.5 Ter toelichting op de grief voert Harting-Bank het volgende aan. Harting-Bank heeft bij haar inschrijving het conformiteitenformulier (bijlage H) ondertekend ingeleverd, waarmee Harting-Bank heeft aangegeven dat haar aanbieding voldoet aan de eisen die in het bestek zijn gesteld. De door Harting-Bank te leveren scootmobielen in de categorie 8 km/uur zullen maximaal 8 km/uur kunnen rijden, net zoals de wagens in de categorie 12 km/uur en 15 km/uur ook maximaal 12 km/uur respectievelijk 15 km/uur zullen kunnen rijden. Met behulp van naregelbare elektronica kan onder andere de maximum-snelheid van een scootmobiel worden aangepast, zoals Harting-Bank bij de verificatiebijeenkomst heeft toegelicht. Harting-Bank betwist de stelling van de Liemerse gemeenten dat zij haar inschrijving naderhand heeft gewijzigd.
3.6 Ook deze grief wordt verworpen. Het conformiteitenformulier als zodanig heeft geen betrekking op de specifieke eisen waaraan de aangeboden producten moeten voldoen, zodat uit de ondertekening daarvan door Harting-Bank niet kan worden afgeleid dat de door Harting-Bank aangeboden scootmobielen daadwerkelijk aan de minimumeisen voldoen. In de categorie maximaal 8 km/uur heeft Harting-Bank de ‘Orthocar 310’ aangeboden die volgens de door Harting-Bank bij de inschrijving gevoegde productinformatie een maximum snelheid heeft van 10 km/uur. In de categorie maximaal 12 km/uur heeft Harting-Bank de ‘Invacare Auriga’ aangeboden die volgens de door Harting-Bank bij de inschrijving gevoegde productinformatie een maximum snelheid heeft van 10 km/uur. In de categorie maximaal 15 km/uur heeft Harting-Bank de ‘Sterling Elite RS’ aangeboden die volgens de door Harting-Bank bij de inschrijving gevoegde productinformatie een maximum snelheid heeft van 12 km/uur. Gelet op deze informatie die bij de inschrijving was gevoegd, heeft Harting-Bank niet voldaan aan de minimumeisen van het bestek. Daaraan doet niet af dat Harting-Bank naderhand bij de verificatiebijeenkomst informatie heeft overgelegd waaruit blijkt dat voormelde scootmobielen kunnen worden ingesteld op de vereiste snelheden. Nu die informatie niet bij de inschrijving was aangeleverd, moet dit worden aangemerkt als een wijziging van de offerte, welke, zoals reeds is overwogen, niet is toegestaan.
3.7 De derde grief mist zelfstandige betekenis en behoeft na het voorgaande geen bespreking.
3.8 De conclusie is dat het hoger beroep ongegrond is en dat Harting-Bank als de in het ongelijk gestelde partij zal worden veroordeeld in de proceskosten in de hoofdzaak. Wat de kostenveroordeling in het incident betreft, zullen de kosten worden begroot op nihil, omdat in de hoofdzaak reeds het maximum van drie punten voor Tarief II is bereikt.
3.9 De vorderingen van RSR als tussenkomende partij zullen worden afgewezen. RSR heeft hierbij geen belang meer, nu het hoger beroep van Harting-Bank ongegrond is en nu de Liemerse gemeenten verklaard hebben de opdracht aan RSR te gunnen. RSR zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de door haar ingestelde procedure, welke kosten, gelet op de samenhang met de vorderingen van Harting-Bank, worden begroot op nihil.
4 De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep in kort geding:
bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem van 28 juni 2006;
veroordeelt Harting-Bank in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Liemerse gemeenten in de hoofdzaak begroot op € 296,= aan verschotten en op € 2.682,= voor salaris en in het incident tot tussenkomst begroot op nihil;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de vorderingen van RSR af;
veroordeelt RSR in de kosten van de door haar ingestelde procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Harting-Bank en de Liemerse gemeenten begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mrs. Houtman, Rijken en Brands-Bottema, en uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van 7 november 2006.
Bij afwezigheid van de voorzitter is dit arrest ondertekend door de oudste raadsheer.