ECLI:NL:GHARN:2006:AZ4322

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
11 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-002892-06
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Y.A.J.M. van Kuijck
  • E.P.R. Sutorius
  • M.M. van Ditzhuijzen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in strafzaak na sepotvermelding

In het arrest van het Gerechtshof Arnhem van 11 december 2006 staat de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie centraal. De verdachte, geboren in 1985 en thans verblijvende in PI Noord, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank te Almelo. De verdediging stelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk was in de strafvervolging, omdat de verdachte op basis van een sepotvermelding in het justitieel documentatieregister had vertrouwd op het feit dat hij niet meer vervolgd zou worden voor een eerder feit. Het hof oordeelde echter dat de sepotvermelding geen rechtens relevante schijn van toezegging opleverde, aangezien het documentatieregister geen openbare functie vervult en de gegevens daarin niet altijd juist of betrouwbaar zijn. Het hof verwierp het verweer van de verdediging en oordeelde dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging.

Het hof heeft vervolgens de bewezenverklaring van de verdachte beoordeeld. De verdachte was betrokken bij een verkeersongeval op 23 augustus 2005 in Wierden, waarbij hij de plaats van het ongeval had verlaten, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat aan een ander schade was toegebracht. Het hof achtte dit bewezen en kwalificeerde het als een overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte werd strafbaar verklaard en de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen werd hem voor de duur van vier maanden ontzegd. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter voor zover aan zijn oordeel onderworpen en deed in zoverre opnieuw recht.

Uitspraak

Parketnummer: 21-002892-06
Uitspraak d.d.: 11 december 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te Almelo van 6 juli 2006 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1985],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans uit anderen hoofde verblijvende in PI Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 november 2006 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Omvang van het hoger beroep
De verdachte heeft ter terechtzitting opgegeven dat hij geen rechtsmiddel heeft willen instellen tegen dat deel van het vonnis, waarvan beroep, waarbij hij ter zake van de onder 2 tenlastegelegde overtreding werd veroordeeld, zodat het hof verstaat dat het hoger beroep van verdachte uitsluitend is gericht tegen dat deel van het vonnis, waarvan beroep, waarbij verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde werd veroordeeld.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat het openbaar ministerie het vertrouwensbeginsel heeft geschonden en op die grond in de strafrechtelijke vervolging van verdachte niet kan worden ontvangen. Daartoe voert hij aan dat hij zelf verdachte er mondeling van in kennis heeft gesteld, dat uit de hem in eerste aanleg toegezonden processtukken, in het bijzonder een uittreksel van het justitieel documentatieregister, was gebleken dat de strafzaak tegen verdachte ter zake van artikel 7 Wegenverkeerswet 1994, ingeschreven onder hetzelfde parketnummer 08/770031 als waarvan in deze zaak sprake is, door het openbaar ministerie was geseponeerd wegens "recente bestraffing".
Verdachte heeft hieraan vervolgens het gerechtvaardigde vertrouwen ontleend dat hij ter zake van dit feit geen vervolging meer te duchten had, zodat het openbaar ministerie in de vervolging ter zake van dat strafbare feit niet-ontvankelijk is,
Het hof kan de verdediging in deze stelling niet volgen, nu de enkele registratie in bedoeld documentatieregister, waarvoor een ander overheidsorgaan dan het openbaar ministerie verantwoordelijk is, niet oplevert een toezegging of een rechtens relevante schijn van een toezegging van een overheidsorgaan, dat daartoe bij uitsluiting bevoegd is, te weten het openbaar ministerie. Dit zou alleen dan anders kunnen zijn, indien de raadsman als (rechtsgeleerd) procesdeelnemer bij het openbaar ministerie enigerlei bevestiging van deze vermelding zou hebben verzocht en verkregen. Zulks geldt temeer, nu dit register - anders dan sommige andere registers - geen openbare functie vervult, in die zin dat gegevens daaruit voor derden, die het register raadplegen, mogen gelden als juist en betrouwbaar. Integendeel, het valt naar de ervaring leert, niet uit te sluiten dat gegevens uit het justitieel documentatieregister soms achterhaald, onvolledig of zelfs onjuist blijken te zijn, zodat daaraan op zichzelf nog geen rechtens relevant vertrouwen kan worden ontleend. Het verweer dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in zijn strafvervolging van verdachte wordt op deze gronden verworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, om proceseconomische redenen vernietigen en daarom in zoverre opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 23 augustus 2005 in de gemeente Wierden als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de Rondweg, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [benadeelde partij]) schade was toegebracht.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 23 augustus 2005 in de gemeente Wierden als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een ongeval op de Rondweg, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij moest vermoeden aan een ander (te weten [benadeelde partij]) schade was toegebracht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
Het hof:
Verstaat, dat het door verdachte ingestelde rechtsmiddel niet is gericht tegen dat deel van het vonnis, waarvan beroep, waarbij verdachte terzake van de onder 2 tenlastegelegde overtreding werd veroordeeld.
Vernietigt het vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ontvankelijk in zijn vervolging voor het onder 1 tenlastegelegde.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 (vier) maanden.
Aldus gewezen door
mr Y.A.J.M. van Kuijck, voorzitter,
mr. E.P.R. Sutorius en mr M.M. van Ditzhuijzen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.A. Schoenmaker, griffier,
en op 11 december 2006 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr M.M. van Ditzhuijzen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.