ECLI:NL:GHARN:2006:AZ4995
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- J. Stikkelbroeck
- A. Verheugt
- M. van der Herberg
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep tegen beslissing tot plaatsing in inrichting voor stelselmatige daders
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 4 december 2006 uitspraak gedaan over het hoger beroep van betrokkene tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 14 juli 2006. De rechtbank had in die uitspraak vastgesteld dat er geen aanleiding was om de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, opgelegd aan betrokkene, te beëindigen. Betrokkene had op 3 maart 2005 deze maatregel opgelegd gekregen voor de duur van twee jaren, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De maatregel was ingegaan op 17 maart 2005 en de tenuitvoerlegging was op 27 oktober 2006 van rechtswege geëindigd.
Het hof overwoog dat, gezien de beëindiging van de tenuitvoerlegging van de maatregel, er geen belang meer was voor betrokkene bij een beslissing van het hof op zijn hoger beroep. Er waren geen bijzondere omstandigheden gesteld of gebleken die een andere beslissing rechtvaardigden. De advocaat-generaal was van mening dat het belang van betrokkene bij een beslissing ontbrak.
Daarom verklaarde het hof betrokkene niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep. De behandeling van het hoger beroep vond plaats op 20 november 2006, waarbij betrokkene niet aanwezig was en zijn raadsvrouw niet gemachtigd was om het woord te voeren. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee raadsheren, met de griffier aanwezig, en werd openbaar uitgesproken op 4 december 2006.