ECLI:NL:GHARN:2006:AZ4998

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
4 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
TBS 2006/205
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Stikkelbroeck
  • A. van der Herberg
  • R. Rutgers van der Loeff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing tot verpleging van overheidswege in het kader van terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 4 december 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Groningen van 5 juli 2006, waarin werd bepaald dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege zou worden verpleegd. Het hof heeft de vordering van de officier van justitie tot verpleging van overheidswege afgewezen. Het hof oordeelde dat de begeleidingsverhouding tussen de reclassering en de terbeschikkinggestelde niet optimaal was en dat er onvoldoende aandacht was besteed aan de dagbesteding van de betrokkene. De betrokkene had verklaard dat hij bereid was om weer gebruik te maken van refusal, een middel dat helpt bij het verminderen van de drang naar alcohol. De reclassering gaf aan dat zij bereid was om strakker toezicht te houden op de voorwaarden die aan de terbeschikkingstelling waren verbonden.

Het hof vernietigde de eerdere beslissing van de rechtbank en oordeelde dat er op dat moment onvoldoende redenen waren om de verpleging van overheidswege alsnog te bevelen. De terbeschikkingstelling kon worden voortgezet onder de eerder opgelegde voorwaarden, waaronder het zich houden aan de aanwijzingen van de verslavingsreclassering en het ondergaan van klinische behandeling indien nodig. Het hof benadrukte dat de betrokkene zich diende te onthouden van alcoholgebruik en dat er controles zouden plaatsvinden om dit te waarborgen. De beslissing werd genomen door een kamer van het hof, bestaande uit de voorzitter en twee raadsheren, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
TBS 2006\205
Beslissing d.d. 4 december 2006
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[TERBESCHIKKINGGESTELDE],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [verblijfplaats]
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te Groningen van 5 juli 2006, houdende de beslissing dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
Overwegingen:
• Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen, daar het recht doet mede op grond van nieuwe stukken en daar het tot een andere beslissing komt.
• Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting blijkt van het niet naleven van een essentiële voorwaarde door betrokkene. Betrokkene was begonnen met de inname van refusal, een middel dat een grote remmende werking heeft op de drang tot alcohol. Op een gegeven moment is het gebruik van refusal gestopt. Daarna heeft betrokkene diverse keren alcohol gedronken, waarmee hij de voorwaarde van algehele onthouding van alcoholgebruik heeft overtreden. Betrokkene is van mening dat hierbij een rol speelde dat hij niet over een adequate dagbesteding beschikte.
Reclasseringswerker Swierstra heeft ter terechtzitting bij dit hof aangegeven dat betrokkene een strakke begeleiding behoeft. Er dient controle en begeleiding plaats te vinden op diverse terreinen, zoals alcoholcontrole, dagbesteding, netwerk en agressieregulatie. De begeleidingsverhouding tussen reclassering en terbeschikkinggestelde is tot nu echter op deze terreinen niet optimaal gerealiseerd. Er is onder meer onvoldoende aandacht besteed aan de omstandigheid dat betrokkene niet over een adequate dagbesteding beschikte. Naar het oordeel van het hof is de niet-nakoming van de voorwaarden derhalve niet alleen aan betrokkene te wijten. Betrokkene heeft ter terechtzitting bij dit hof verklaard dat hij wel weer refusal wil gaan gebruiken. De reclassering heeft aangegeven bereid te zijn om meer en strakker toezicht op de gestelde voorwaarden te houden.
Gelet op het bovenstaande oordeelt het hof dat er op dit moment onvoldoende redenen zijn om de verpleging van overheidswege alsnog te bevelen, zodat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen. Het hof is van oordeel dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden kan worden voortgezet onder de reeds eerder bij vonnis van de rechtbank van 18 november 2004 gestelde voorwaarden:
- gedurende het gehele traject dient veroordeelde zich te richten naar de aanwijzingen en/of richtlijnen van de verslavingsreclassering, ook indien de aanwijzingen en/of richtlijnen in zouden houden dat veroordeelde zich onder klinische en/of psychotherapeutische (klinische) behandeling zou moeten stellen;
- veroordeelde dient zich, aansluitend op de opgelegde vrijheidsstraf, klinisch te laten behandelen in De Ponder, onderdeel van de FPK Eindhoven en in deze kliniek te verblijven zolang de staf van de kliniek dat als noodzakelijk beoordeelt, of een soortgelijke instelling
- indien op enig moment, naar het inzicht van de veroordeelde zijn behandelaars, gedurende de behandeling medicamenteuze ondersteuning noodzakelijk wordt geacht, dan zal veroordeelde zich daartegen niet verzetten;
- gedurende het ambulante traject zal veroordeelde zich tevens richten naar de aanwijzingen hem te geven door door de verslavingszorg aan te wijzen derden, die in de ambulante vervolgbehandeling of -begeleiding een rol spelen;
- veroordeelde dient zich geheel te onthouden van alcoholgebruik;
- veroordeelde dient zich niet te onttrekken aan controles, gericht op onderzoek naar alcoholgebruik;
Volledigheidshalve merkt het hof op dat onder de bovenstaande aanwijzingen ook bloedafname ten behoeve van controle op eventueel alcoholgebruik valt.
Beslissing:
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank te Groningen van 5 juli 2006 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde.
Wijst alsnog af de vordering van de officier van justitie van 23 mei 2006.
Aldus gedaan door
mr Stikkelbroeck als voorzitter,
mrs Van der Herberg en Rutgers van der Loeff als raadsheren,
en dr Kaiser en drs Mensing als raden,
in tegenwoordigheid mr Van Ek als griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2006.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.