ECLI:NL:GHARN:2006:AZ5256

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
21 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002294-05
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Beswerda
  • A. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg
  • J. Knoop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op taxichauffeurs met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 21 december 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1982 en verblijvende in Huis van Bewaring Grave, was eerder veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf voor het plegen van gewelddadige overvallen op taxichauffeurs. De verdachte had samen met een minderjarige mededader in een korte periode twee overvallen gepleegd, waarbij de taxichauffeurs onder bedreiging van een gaspistool en een mes gedwongen werden om geld en goederen af te geven. Tijdens de eerste overval werd een taxichauffeur zelfs in de kofferbak van zijn auto opgesloten. Het hof oordeelde dat de feiten zeer ernstig waren en dat de verdachte en zijn mededader de overvallen 's nachts pleegden, wat de situatie voor de slachtoffers extra bedreigend maakte. De advocaat-generaal had in hoger beroep een gevangenisstraf van vijf jaar geëist, maar het hof besloot het vonnis van de rechtbank te vernietigen en de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van zes jaar. Het hof achtte de verdachte strafbaar en oordeelde dat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig waren. Daarnaast werd de inbeslaggenomen goederen, waaronder een gaspistool, onttrokken aan het verkeer. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat zij zich niet in het geding in eerste aanleg had gevoegd. Het hof heeft de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie toegepast in zijn uitspraak.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002294-05
Parketnummer eerste aanleg: 07-620171-05
Arrest van 21 december 2006 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 15 november 2005 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1982] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in Huis van Bewaring Grave (Unit A + B) te Grave,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. W. de Vries, advocaat te Amsterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en heeft de maatregel van onttrekking aan het verkeer opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren en dat de maatregel van onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen zal worden opgelegd.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan dit arrest is gehecht een fotokopie van de inleidende dagvaarding. De inhoud van de tenlastelegging wordt geacht hier te zijn overgenomen.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij op 13 juni 2005 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee mobiele telefoons (merk Nokia) en een taximeter, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
en
met het oogmerk om zichzelf en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van een taxiportemonnee (inhoudende een geldbedrag van ongeveer 270 euro) en een portemonnee (inhoudende een geldbedrag van ten minste 420 euro en een rijbewijs en een identiteitsbewijs en (bank-)pasjes) en een jas, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
welk(e) geweld en bedreiging met geweld bestonden uit het tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] zetten/houden van een mes en het richten en gericht houden van een pistool op die [slachtoffer 2] en het schreeuwen van de woorden: "Give the money. Where is the money?" en "Go outside. Otherwise I kill you." en "Where is the telephone?" en "Do the jacket off. Otherwise I kill you", en het beetpakken van die [slachtoffer 2] en het voelen in de jaszakken en broekzakken van die [slachtoffer 2];
2.
hij op 13 juni 2005 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden door die [slachtoffer 2] op te sluiten in de kofferbak van een auto;
3.
hij op 04 juli 2005 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee en twee telefoons en een taximeter, toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
en
met het oogmerk om zichzelf en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag van (ten minste) ongeveer 100 euro, toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4],
welk(e) geweld en bedreiging met geweld bestonden uit het richten en gericht houden van een pistool op die [slachtoffer 4] en het daarbij doorladen van dit pistool en het dreigend toevoegen aan die [slachtoffer 4] van de woorden: "Give me all your money" en "I kill you" en "Do you see the gun? This is a real one." en het op de rug binden van de handen van die [slachtoffer 4];
4.
hij op 04 juli 2005 in de gemeente(n) Almere en/of Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer 4] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden door die [slachtoffer 4] onder bedreiging van een pistool te dwingen van Almere naar Amsterdam te rijden;
5.
hij op 18 juli 2005 in de gemeente Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, ter voorbereiding van het misdrijf diefstal met geweld door twee of meer verenigde personen en/of afpersing en/of wederrechtelijke vrijheidsberoving opzettelijk met zijn mededader 's nachts in de binnenstad van Amsterdam heeft gelopen en heeft gezocht naar een taxi en een pistool en een mes en een fonduevork en een gescheurd T-shirt, alle kennelijk bestemd tot het begaan van die misdrijven, voorhanden heeft gehad;
6.
hij op 18 juli 2005 in de gemeente Amsterdam [slachtoffer 5], brigadier bij de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door een gaspistool op deze [slachtoffer 5] te richten en gericht te houden en de trekker van dit gaspistool over te halen;
7.
hij in de periode van 13 juni 2005 tot en met 18 juli 2005 in de gemeenten Amsterdam en Almere een vuurwapen van categorie III, te weten een gaspistool, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
feit 1:
diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feiten 2 en 4 telkens:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 3:
diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 5:
voorbereiding van diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en/of
voorbereiding van afpersing, terwijl het feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en/of
voorbereiding van medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 6:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 7:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan en gelet op de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich met een destijds nog minderjarige mededader in een korte periode tot tweemaal toe schuldig gemaakt aan het plegen van een overval op een taxichauffeur. Beide keren brachten de taxichauffeurs op verzoek van verdachte hem en zijn mededader naar Almere. Deze bestemming werd bewust gekozen om de overvallen buiten het werkingsgebied van een eventuele alarmknop van de taxi te plegen. Op een industrieterrein in Almere aangekomen hebben verdachte en zijn mededader de chauffeurs onder bedreiging van een gaspistool en in één geval ook onder bedreiging van een mes geld en diverse goederen afhandig gemaakt.
Na de eerste overval hebben verdachte en zijn mededader de taxichauffeur, nog steeds onder bedreiging van het gaspistool en het mes, gedwongen in de kofferbak van zijn auto plaats te nemen, waarna verdachten de auto volledig hebben afgesloten. Pas na ongeveer twee uren kon het slachtoffer uit zijn benarde positie worden bevrijd. Na de tweede overval hebben verdachte en zijn mededader de taxichauffeur onder bedreiging van het gaspistool gedwongen om hen terug naar Amsterdam te vervoeren. Voor beide chauffeurs moeten deze gebeurtenissen traumatisch zijn geweest.
Veertien dagen na de tweede overval wilden verdachte en zijn (bovengenoemde) mededader opnieuw een soortgelijke overval plegen. Daartoe hadden zij het gaspistool, een mes, een fonduevork en een gescheurd t-shirt bij zich. De bedoeling was het derde slachtoffer na de overval met het t-shirt vast te binden. Toen zij echter in de gaten kregen dat zij waren gezien en herkend door het slachtoffer van de tweede overval, zijn ze er vandoor gegaan. Tijdens de vlucht is verdachte gevolgd door een politieman in een politieauto. Op het moment dat verdachte werd ingehaald door de auto, heeft hij zijn gaspistool getrokken, dit op de zich in de auto bevindende politieman gericht en de trekker overgehaald. Het wapen was daarbij niet doorgeladen, hetgeen echter aan de ervaring voor het slachtoffer nauwelijks afdoet.
Het hof is van oordeel dat dit zeer ernstige feiten betreft. Het hof tilt er zwaar aan dat verdachte en zijn mededader de overvallen 's nachts pleegden, dat zij beiden de chauffeurs bedreigden en dat zij daarbij onder andere gebruik maakten van een vuurwapen. Bovendien zouden zij opnieuw een slachtoffer hebben gemaakt, wanneer zij niet door het slachtoffer van de tweede overval waren herkend.
Nu verdachte in zijn kamer met het gaspistool had geschoten, wist hij bovendien wat het effect van het pistool kon zijn. Desondanks heeft hij de taxichauffeurs en de politieagent met dat wapen bedreigd.
Anders dan ter terechtzitting door de raadsman is betoogd, is het hof van oordeel dat er bij geen van beide vrijheidsbenemingen sprake is van een voortgezette handeling. Het hof is van oordeel dat er in beide gevallen geen sprake is van één en hetzelfde ongeoorloofde wilsbesluit. Uit de verklaring van verdachte bij de politie volgt dat zijn mededader bij de eerste overval had gezegd dat verdachte het slachtoffer niet in de kofferbak moest opsluiten. Verdachte heeft verklaard dat hij vervolgens toch heeft besloten dit te doen. Ook na de tweede overval wilde verdachte de chauffeur in de kofferbak opsluiten, maar de chauffeur wilde dit niet. Verdachte heeft vervolgens de chauffeur in de auto vastgebonden en even later weer losgemaakt, waarna de chauffeur hen onder druk van de omstandigheden en onder bedreiging met het vuurwapen weer naar Amsterdam heeft gebracht. Hieruit leidt het hof af dat het steeds gaat om twee op zichzelf staande handelingen. Bovendien zijn de onder 2 en 4 bewezenverklaarde feiten naar hun aard geheel andere misdrijven dan de onder 1 en 3 bewezenverklaarde feiten.
Gelet op het voorgaande en gelet op de opstelling van verdachte ter terechtzitting van het hof, waar verdachte zich weinig mededeelzaam opstelde en er bovendien nauwelijks blijk van gaf het volstrekt laakbare van zijn handelwijze in te zien, doen de door de rechtbank in eerste aanleg opgelegde straf en de vordering van de advocaat-generaal naar het oordeel van het hof onvoldoende recht aan de aard en de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte. Het hof is met eenparigheid van stemmen van oordeel dat niet met een andere straf dan een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van aanzienlijke duur kan worden volstaan. Aldus zal het hof aan verdachte een gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen.
Onttrekking aan het verkeer
Het hof is van oordeel dat de inbeslaggenomen goederen, te weten een gaspistool met het registratienummer AGM701 en 11 patronen in een patroonhouder, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Immers behoren zij toe aan de verdachte, zijn de bewezen verklaarde feiten met behulp van deze voorwerpen begaan en zijn zij van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Benadeelde partij
Nu uit het onderzoek ter 's hofs terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich niet in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, is zij daartoe onbevoegd in het geding in hoger beroep en dient zij in haar vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 46, 47, 57, 282, 285, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van zes jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart aan het verkeer onttrokken:
- gaspistool, registratienummer AGM701;
- 11 patronen in patroonhouder;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Beswerda, voorzitter, mr. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. Knoop, in tegenwoordigheid van mr. Coster als griffier, zijnde mr. Knoop voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.