4.6 Naar het oordeel van het hof is uit de overgelegde gespreksverslagen tussen de Stichting en [geïntimeerde], de verklaringen van de medewerkers van de Stichting en de brieven van ouders van bewoners van de Winckelsteegh voldoende gebleken dat [geïntimeerde] door zijn gedrag al gedurende langere tijd een ontwrichtend effect heeft op de woongroep Kedin. Zo hebben de medewerkers van woongroep Kedin onder meer het volgende verklaard (producties 1 tot en met 10 bij de appèldagvaarding):
- “Al jaren terroriseert hij de Woongroep Kedin met zijn grove ‘grappen’, overvloedige vloeken en wild geschreeuw. (...) Zodra [geïntimeerde] (= [geïntimeerde], hof) op de groep verschijnt, verstijft de sfeer. De regels lapt hij aan zijn laars”. ([G.], productie 1);
- “er is vaak spanning als hij binnen komt, hij is vaak lomp en luidruchtig en ook zijn taalgebruik kan soms niet door de beugel, soms komt hij zelfs scheldend binnen en het deert hem niet of er, nu andere ouders of bezoek zit”. ([H.], productie 2);
- “Mijn ervaring met [geïntimeerde] was dat hij erg wispelturig was, b.v hij kwam vrolijk binnen of hij liep bij voorbaat al te vloeken en te tieren en schopte overal tegenaan en iedereen die in de weg stond daar had hij vervelende opmerkingen tegen. (...) Er is geen overleg mogelijk met [geïntimeerde], hij wil ook op medisch en verzorgend vlak alleen wat hij wil. Over al deze zaken wilde hij telefonisch op de hoogte gehouden worden over de gekste dingen wilde hij dat wij hem opbelden. (...) Hij intimideerde en dreigde bij collega’s”. ([I.], productie 3);
- “De komst van [geïntimeerde] bracht meteen al veel spanningen en onrust mee, mede natuurlijk om de reden dat de overplaatsing plaats vond. [geïntimeerde] had hoge irreële verwachtingen van het personeel. Hoe goed je ook je best deed er was altijd wel iets niet goed. (...) Hij kwam vaak vloekend binnen, schoppend tegen voorwerpen en slaand met de deuren. (...) Mij persoonlijk heeft hij nooit echt uitgescholden, wel uitte hij zijn woede over management, artsen of collega’s tegenover mij. Vervelende ervaringen met hem zijn er genoeg.” ([J.], productie 4)
- “Als [geïntimeerde] op de groep kwam was het meestal meteen heel erg onrustig. Vaak kwam hij al vloekend en schoppend binnen en riep meteen: “Wie heeft mijn dochter vanmorgen verzorgd”. Hij was het dan vaak niet met de verzorging eens. [geïntimeerde] gebruikte wel eens woorden die niet door de beugel konden. Zo gebruikte hij regelmatig scheldwoorden en heeft een keer kutkind tegen een andere bewoner gezegd. (...) [geïntimeerde] nam erg veel tijd van ons in beslag, ook wanneer [de dochter] helemaal niet op de groep was. (...) Soms was je nog meer met [geïntimeerde] bezig als de zorg rondom [de dochter]”. ([B.], productie 5);
- “Dit was een groot incident (het incident van 30 mei 2006, hof), maar de kleine stelselmatige incidenten, die bij de groepsleiding... dus ook bij mij...voor enorm veel geestelijke spanning zorgen zijn over de afgelopen 3 jaar NIET te tellen. Van scheldnamen voor personeel, en soms ook bewoners, vieze praat naar personeel en het “opdringen” (nogal subtiel uitgedrukt!) van onmogelijke situaties/wensen, ons lastig vallen met zijn prive-problemen die ons niet toedoen en ons hiermee van het werk houden, het uitspelen van collega’s-ouders ed., was de normale gang van zaken bij [geïntimeerde]”. ([D.], productie 6);
- “In de 3 jaar dat ik contactpersoon was heb ik heel veel met [geïntimeerde] te maken gehad. Dit legde grote druk op mij. In de praktijk was ik vaak veel drukker met [geïntimeerde] en zijn problemen, dan met zijn dochter. (...) Hij kon de groep op komen stampen, er werd met deuren gesmeten, tegen vuilnisbakken getrapt en dan dreigend gevraagd “wie heeft [de dochter] vandaag verzorgd?”. Vaak was er helemaal niets aan de hand, maar de spanning die hij met zijn aanwezigheid meebracht had, niet alleen op ons, maar ook op de kwetsbare kinderen van Kedin zijn weerslag” (...) [geïntimeerde] was een stoorzender op de groep. Hij bracht een groot stuk spanning en veel negatiefs met zich mee. ([K.], productie 7);
- “Vaak wanneer [geïntimeerde] de groep op kwam was dit al met een norse blik en een vloek en een trap ergens tegen aan. ([L.], productie 8);
- “Hij denkt alleen maar aan zich zelf en zijn dochter, hij weet zich niet te gedragen waar andere mensen bij zijn, hij probeert zieltjes te winnen. Hij heeft niemand om zijn verhaal te doen. Hij heeft geen respect voor een ander. Zijn taalgebruik is heel grof hij riep kut wijf, lul dikke reed enz wanneer hij wil naar iedereen toe”. (...) [geïntimeerde] is en blijft zoals hij is. Hij verandert niet, hij is duidelijk aanwezig, hij is een lopende tijdbom vol met verdriet en agressie, en wij zijn de uitlaat klep”. ([M.], productie 9);
- “Kortom: [geïntimeerde] bepaalt zelf wat hij wil en verliest daarbij alle regels en fatsoens omgang uit het oog (...). (coördinator intern vervoer cliënten [N.], productie 10);
Op grond van die verklaringen is aannemelijk dat [geïntimeerde] niet alleen, zoals hij zelf heeft toegegeven, op luidruchtige wijze tegenover medewerkers van de Stichting zijn ongenoegen over de verzorging van [de dochter] kenbaar maakt, maar ook dat hij daarbij onwelgevoegelijke taal gebruikt en die medewerkers en bewoners beledigt, waardoor er onrust en spanningen ontstaan binnen de woongroep Kedin. Voorts is aannemelijk dat er geen sprake is van incidenten met lange tussenposen van rust, maar van een aaneenschakeling van onacceptabele gedragingen van [geïntimeerde]. Het hof ziet, mede het aantal en het authentieke gehalte ervan in aanmerking nemend, geen reden om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van deze verklaringen. De Stichting heeft ter gelegenheid van de pleidooien bij het hof een afdoende verklaring gegeven waarom de verklaringen zijn gedateerd op een datum gelegen na het uitbrengen van de appèldagvaarding.