ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6616

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
12 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-00067
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A.M. van Amsterdam
  • Kooijmans
  • Spek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de deelnemingsvrijstelling in vennootschapsbelasting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 12 december 2006 uitspraak gedaan in het hoger beroep van X B.V. tegen de uitspraak van de Rechtbank Arnhem van 4 januari 2006. De Rechtbank had eerder geoordeeld over de door de Inspecteur van de Belastingdienst opgelegde aanslag vennootschapsbelasting voor het boekjaar 2002/2003, waarbij een belastbaar bedrag van € 223.975,- was vastgesteld. Belanghebbende, X B.V., was het niet eens met de beslissing van de Rechtbank om de deelnemingsvrijstelling niet toe te passen en is hiertegen in hoger beroep gegaan.

Het Hof heeft in zijn beoordeling verwezen naar de feiten zoals opgenomen in de uitspraak van de Rechtbank en heeft de standpunten van beide partijen in overweging genomen. Belanghebbende heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot gegrondverklaring van haar beroep met betrekking tot de deelnemingsvrijstelling. De Inspecteur heeft echter geconcludeerd tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Na beoordeling van de argumenten heeft het Hof geoordeeld dat de Rechtbank op goede gronden heeft beslist dat de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing is. Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd, met overneming van de gronden. Tevens heeft het Hof geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, drs. S. Darwinkel, en is aangetekend verzonden op 27 december 2006.

Uitspraak

Uitspraak
Gerechtshof Arnhem
Sector belasting
nummer 06/00067
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van X B.V. te Z (hierna: belanghebben¬de) tegen de uit¬spraak van Rechtbank Arnhem van 4 januari 2006 met nummer AWB 05/2601 betref¬fen¬de de door de Inspecteur van de Belastingdienst te P (hierna: de Inspecteur) aan belanghebbende opgelegde aanslag vennootschapsbelasting.
1. Aanslag, bezwaar, beroep en geding voor het Hof
1.1. De Inspecteur heeft aan belanghebbende over het eerste en langlopende boekjaar 2002/2003 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 223.975,-.
1.2. Belanghebbende heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt.
De Inspecteur heeft de aanslag bij uitspraak op bezwaar verminderd tot een aanslag naar een belastbaar bedrag van € 75.811,-.
1.3. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank te Arnhem. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor zover dat was gericht tegen het ontbreken van een beslissing op het verzoek om toekenning van een proceskosten¬ver¬goe¬ding.
De Rechtbank heeft het beroep voor zover dat was gericht tegen het niet toepassen van de deelnemingsvrijstelling, ongegrond verklaard.
1.4. Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank voor zover dat was gericht tegen het niet toepassen van deelnemingsvrijstelling, in hoger beroep gekomen bij dit Hof. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 28 november 2006 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord de directeur van belang¬hebbende, alsmede de Inspecteur.
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota moet als hier ingelast worden aangemerkt.
2. Feiten
Het Hof verwijst voor de feiten naar hetgeen is opgenomen in onderdeel 2 met het kopje ‘De feiten’ in de uitspraak van de Rechtbank.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1. Het Hof verwijst voor de omschrijving van het geschil naar hetgeen hieromtrent in de uitspraak van de Rechtbank is opgenomen in onderdeel 3 met het kopje ‘Het geschil’ onder punt 1.
3.2. Voor hetgeen partijen ter zitting hebben opgemerkt, wordt verwezen naar het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.
3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak van de Recht¬bank en tot gegrondverklaring van haar beroep voor zover dat ziet op de toepassing van de deelnemingsvrijstelling. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak van de Rechtbank.
4. Beoordeling van het geschil
Op de gronden die de Rechtbank heeft vermeld in haar thans bestreden uitspraak, is in het onderhavige geval de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing. De Rechtbank heeft derhalve op goede gronden een juiste beslissing genomen.
5. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank, met overneming van de gronden.
Aldus gedaan op 12 december 2006 te Arnhem door mrs Van Amsterdam, voorzitter, Kooijmans en Spek, raadsheren en op die datum door de voorzitter in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van drs. Darwinkel als griffier.
De griffier, De voorzitter,
(S. Darwinkel) (A.M. van Amsterdam)
Afschriften aangetekend per post verzonden op: 27 december 2006
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij:
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.