2.11. Bij brief van 22 februari 2001 informeert belanghebbendes gemachtigde de Inspecteur over de voorgenomen reorganisatie zoals onder 2.8 omschreven. In de aanhef onder het kopje ‘betreft’ is vermeld:
“Herstucturering van het ‘A concern’; verzoek in de zin van art. 4.41 eerste lid Wet IB 2001 en art. 3.55 zevende lid Wet IB inzake de emissie van aandelen in G Holding B.V. met storting op deze aandelen door inbreng van 186 aandelen in E B.V. door de familie D (aandelenfusie)”
Vervolgens wordt in de brief een uitvoerige uiteenzetting gegeven over de voorgenomen herstructurering, en de daarbij te nemen stappen en wijzigingen in de aandelenverhoudingen, voorzien van diverse schema’s en overzichten.
De brief wordt afgesloten met het verzoek:
“Gaarne vernemen wij van u of u met ons van mening bent dat de aandelen¬ruil niet leidt tot heffing van inkomstenbelasting.”
In de brief komt ook een passage voor over de overdracht aan E BV van de vordering van belanghebbende op Holding:
“F Beheer B.V. heeft op dit moment nog een vordering op F Holding B.V. Deze vordering zal worden gecedeerd aan E B.V. voor de waarde in het economisch verkeer.”
Bij brief van 16 maart 2001 reageert de Inspecteur op het verzoek van gemachtigde. In de aanhef staat onder het kopje ‘betreft’ vermeld: “reorganisatie 2001”. In deze brief schrijft de Inspecteur:
“Mijn eerste kennismaking van de reorganisatie 2001 aan de hand van uw brief van 22 februari 2001, geeft aanleiding tot de volgende vragen. Ik beperk mij omwille van de tijd vooralsnog tot de stappen 1 t/m 11.”
waarna de Inspecteur de volgende vragen stelt over de lening aan Holding:
“4. Hoe is de vordering van F Beheer BV op F Holding BV ontstaan ? U geeft aan dat deze vordering tegen de waarde in het economisch verkeer zal worden gecedeerd aan E BV. Heeft F Beheer BV op deze vordering afgewaardeerd, gaat zij dit alsnog doen c.q. lijdt zij bij de overdracht aan E BV verlies ? In hoeverre is of zal sprake zijn van kwijtschelding op de vordering door F Beheer BV ?
en voorts:
“6. F Beheer BV cedeert haar vordering op F Holding BV aan E BV. Is het de bedoeling dat F Holding BV na inkoop van de door haar gehouden aandelen in E BV deze vordering aflost ?
In een brief van 21 maart 2001 met als vermelding onder het kopje ‘betreft’: “G B.V. c.s.” reageert belanghebbendes gemachtigde als volgt op bedoelde vragen:
“Bij de overname van aandelen in E BV heeft F Holding B.V. de daarvoor benodigde middelen geleend van F Beheer B.V. In 1999 is voor deze vordering een voorziening van f 5.000.000 opgenomen ten laste van het resultaat. Over kwijt¬schelding is voor zover ons bekend nog niet gesproken.”
en voorts:
“F Holding B.V. zal aan haar verplichtingen jegens E BV voldoen, voorzover haar vermogenspositie dat toelaat.”