ECLI:NL:GHARN:2006:AZ8905

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
5 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2006/552
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Katz-Soeterboek
  • A. Mens
  • J. Valk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van een fout in de dagvaarding in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 5 december 2006 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door een vrouw tegen een vonnis van de rechtbank te Arnhem. De vrouw had eerder op 4 mei 2006 de man gedagvaard voor het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, terwijl dit het gerechtshof Arnhem moest zijn. De vrouw heeft bij herstelexploot van 15 mei 2006 deze fout hersteld door de man opnieuw op te roepen voor de rolzitting van het gerechtshof te Arnhem. De man betoogde dat het gebrek in de dagvaarding niet hersteld kon worden, maar het hof oordeelde dat een herstelexploot ook kan dienen om fouten in de dagvaarding te herstellen die niet de nietigheid daarvan meebrengen. Het hof benadrukte dat deze uitleg van de wet het belang van een voortvarende procesvoering dient en voorkomt dat er vertraging ontstaat door het wachten op een verwijzing naar de bevoegde rechter.

De vrouw had in haar memorie van grieven negen grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en verzocht om de benoeming van een deskundige om de waarde van de huwelijksgoederengemeenschap vast te stellen. Het hof oordeelde dat de vrouw tijdig hoger beroep had ingesteld en dat de man niet onredelijk in zijn belangen was geschaad door de omissie in de dagvaarding. Het hof wees de vordering van de man in het incident af en veroordeelde hem in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van correcte procedurele stappen in het hoger beroep en de mogelijkheid tot herstel van fouten in de dagvaarding.

Uitspraak

5 december 2006
vierde civiele kamer
rolnummer 2006/552
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Arrest in het incident
in de zaak van:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
verweerster in het incident,
procureur: mr. P.A.C. de Vries,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
eiser in het incident,
procureur: mr. J.L. Zegelink.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor de procedure in eerste aanleg wordt verwezen naar de inhoud van de vonnissen van 14 september 2005 en 8 februari 2006 die de rechtbank te Arnhem tussen appellante (hierna ook te noemen: de vrouw) als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en geïntimeerde (hierna ook te noemen: de man) als gedaagde in conventie, eiser in reconventie heeft gewezen. Van die vonnissen is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 De vrouw heeft bij exploot van 4 mei 2006 de man aangezegd van “het vonnis van 8 februari 2006” in hoger beroep te komen, met dagvaarding van de man voor het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch. Bij herstelexploot van 15 mei 2006 heeft de vrouw de man aangezegd dat zij hem bij vergissing heeft gedagvaard voor de terechtzitting van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, terwijl gedagvaard moest zijn voor de terechtzitting van het gerechtshof te Arnhem en heeft zij hem opgeroepen te verschijnen ter terechtzitting van dit hof. Bedoeld herstelexploot vermeldt dat hoger beroep is ingesteld “tegen het vonnis van de Rechtbank te Arnhem d.d. 8 februari 2006”.
2.2 Bij memorie van grieven heeft de vrouw negen grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht, bewijs aangeboden en gevorderd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bij arrest:
I. een deskundige zal benoemen ter bepaling van de vrije verkoopwaarde van al hetgeen tot de huwelijksgoederengemeenschap behoort, althans ter bepaling van de waarde, die het hof in goede justitie in rechte zal vaststellen van:
- de woning staande en gelegen te [plaatsnaam] aan de [adres];
- de bestrating, de schuur en de paardrijbak op het perceel [adres];
- de vordering op de verpachter;
II. de scheiding en deling van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen zal vaststellen in die zin dat aan de vrouw wordt toegescheiden:
- de paarden, zoals aangegeven in het taxatierapport van Van der Meulen Makelaardij, tegen een waarde zoals vastgesteld door Van der Meulen Makelaardij;
en dat aan de man wordt toegescheiden tegen de waarde zoals vastgesteld door de door het hof te benoemen deskundige:
- de onderneming Stoeterij [...];
- de woning staande en gelegen te [plaatsnaam] aan de [adres];
- de bestrating, de schuur en de paardrijbak op het perceel [adres];
met veroordeling van de man in de kosten van het geding in hoger beroep.
2.3 Bij conclusie van eis in het incident heeft de man geconcludeerd dat het hof bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest de vrouw niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen in hoger beroep, althans haar vorderingen zal afwijzen, met veroordeling van de vrouw in de kosten van het hoger beroep.
2.4 Bij memorie van antwoord in het incident heeft de vrouw geconcludeerd dat het hof de man niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vordering in het incident, althans hem deze vordering zal ontzeggen, en de vrouw in de hoofdzaak ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen in hoger beroep.
2.5 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest in het incident aan het hof overgelegd.
3 De motivering van de beslissing in het incident
3.1 Ingevolge artikel 111 lid 2 sub e Rv. vermeldt het exploot van dagvaarding de aanwijzing van de rechter die van de zaak kennisneemt, onder vermelding van het adres van het gerecht. Ingevolge artikel 120 lid 1 Rv. dient het bepaalde in voormeld artikel 111 lid 2 sub e Rv. op straffe van nietigheid in acht te worden genomen en ingevolge lid 2 van artikel 120 Rv. kan een gebrek in een exploot dat nietigheid meebrengt bij exploot, uitgebracht voor de roldatum, worden hersteld. Op grond van artikel 122 lid 1 Rv. verwerpt de rechter, indien de gedaagde in het geding verschijnt, het beroep op de nietigheid van het exploot van dagvaarding indien het gebrek de gedaagde niet onredelijk in zijn belangen heeft geschaad. Artikel 343 Rv. bepaalt onder meer dat het hoger beroep wordt aangevangen door een dagvaarding in dezelfde vorm en met dezelfde vereisten als die in eerste aanleg. Krachtens artikel 353 lid 1 Rv. is het bepaalde in de voormelde artikelen van de tweede titel van boek 1 Rv. in hoger beroep van overeenkomstige toepassing.
3.2 De vrouw heeft bij exploot van 4 mei 2006 de man gedagvaard op de rolzitting van 16 mei 2006 voor het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, terwijl dit het gerechtshof Arnhem moest zijn. Op zichzelf is juist dat - zoals de man betoogt - dit gebrek niet de nietigheid van het exploot meebrengt. Niet juist is echter de gevolgtrekking die de man daaraan verbindt, namelijk dat wat betreft de aanwijzing van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch als rechter die van de zaak kennisneemt geen herstel mogelijk was. Volgens vaste rechtspraak kan een herstelexploot ook dienen om fouten in de dagvaarding die niet de nietigheid daarvan meebrengen, zoals bijvoorbeeld oproeping tegen een niet bestaande rechtsdag of tegen een verkeerd tijdstip, te herstellen. Een redelijke en op de praktijk afgestemde uitleg van de wet brengt mee dat dit ook geldt voor het zich hier voordoende geval dat een niet-bevoegd gerechtshof is aangewezen als rechter die van de zaak kennisneemt en dat herstel mogelijk is in ieder geval vóór de aangezegde roldatum. Deze uitleg dient het belang van een voortvarende procesvoering, omdat zij voorkomt dat vertraging ontstaat omdat moet worden gewacht tot op de voet van artikel 73 Rv. verwijzing naar de bevoegde rechter plaatsvindt.
Het herstelexploot is namens de vrouw uitgebracht op 15 mei 2006, dus vóór de aangezegde roldatum. Daarbij is de man opgeroepen voor de rolzitting van het gerechtshof te Arnhem van 30 mei 2006, conform het bepaalde in artikel 120 lid 3 Rv.
Anders dan de man betoogt mocht de vrouw dus de omissie in het exploot van 4 mei 2006 herstellen. Het herstelexploot van 15 mei 2006 is voorts uitgebracht op de wijze en binnen de in artikel 120 Rv. voorgeschreven termijn. De vrouw heeft dan ook tijdig hoger beroep ingesteld.
3.3 In het exploot van 4 mei 2006 is onder meer als eis vermeld: “te vernietigen het vonnis van 8 februari 2006, waarvan beroep (...)”. In het herstelexploot van 15 mei 2006 is vermeld: “Hoger beroep werd ingesteld tegen het vonnis van de Rechtbank te Arnhem d.d. 8 februari 2006”. Anders dan de man aanvoert is dus in beide exploten vermeld dat hoger beroep wordt ingesteld tegen het vonnis van 8 februari 2006. Wel is in het exploot van 4 mei 2006 niet vermeld dat het een vonnis van de rechtbank te Arnhem betreft. Deze omissie is eveneens hersteld in het herstelexploot van 15 mei 2006, waarin dat wel wordt vermeld. Bij de man kon dus geen misverstand bestaan dat hoger beroep werd ingesteld tegen voormeld vonnis. Voorts is niet gesteld of gebleken is dat de man onredelijk in zijn belangen is geschaad, zodat ook om die reden zijn beroep op niet-ontvankelijkheid van de vrouw faalt.
3.4 De slotsom luidt dat de vordering in het incident zal worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij, zal de man worden veroordeeld in de proceskosten in het incident.
De beslissing
Het hof, recht doende in het incident:
wijst de vordering af;
veroordeelt de man in de kosten van het incident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van vrouw begroot op € 894,- voor salaris van de procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. Katz-Soeterboek, Mens en Valk en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 december 2006.