ECLI:NL:GHARN:2006:BE9328

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
1 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AVNR: 10341
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding voor detentie en voorlopige hechtenis met bijzondere aandacht voor de gevolgen voor een alleenstaande moeder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 1 augustus 2006 uitspraak gedaan over de toekenning van een schadevergoeding aan verzoekster, die als gevolg van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis schade heeft geleden. Verzoekster, een alleenstaande moeder van drie jonge kinderen, werd op 20 november 2003 in verzekering gesteld. Haar voorlopige hechtenis werd opgeheven op 7 oktober 2005, na een detentie van 686 dagen. Gedurende deze periode heeft zij aanzienlijke financiële schade geleden, waaronder achterstanden in de betaling van vaste lasten en de ontruiming van haar woning. Het hof heeft vastgesteld dat er een causaal verband bestaat tussen de detentie en de vermogensschade die verzoekster heeft geleden. Het hof heeft besloten om verzoekster een hogere vergoeding toe te kennen dan de standaardvergoeding, rekening houdend met de lange duur van de detentie en de impact op haar gezin. De totale schadevergoeding die aan verzoekster is toegekend bedraagt € 79.059,40, inclusief bedragen voor de dagen in verzekering en voorlopige hechtenis, alsook voor de vermogensschade. Het hof heeft echter geen vergoeding toegekend voor bepaalde kosten die niet voldoende onderbouwd waren of niet in direct causaal verband stonden met de detentie. De uitspraak benadrukt de billijkheid van schadevergoeding in gevallen waar de gevolgen van detentie vergaand zijn, vooral voor kwetsbare groepen zoals alleenstaande ouders.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE ARNHEM
Pkn: 21-004294-04
Avnr: 10341
Het hof heeft gezien het op 2 januari 2006 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift van mr [naam raadsman], advocaat te [plaatsnaam], namens,
[naam verzoekster],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum],
wonende te [adres verzoekster],
hierna te noemen verzoekster,
strekkende tot toekenning van een vergoeding ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering ter zake van schade als gevolg van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis.
Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 3 juli 2006 de advocaat-generaal en verzoekster, bijgestaan door mr [naam raadsman], advocaat te [plaatsnaam].
Het hof heeft kennis genomen van de overige zich in het procesdossier bevindende stukken, waaronder de conclusie van de advocaat-generaal.
OVERWEGINGEN
1. Bij in kracht van gewijsde gegaan arrest van het hof van 7 oktober 2005 is verzoekster vrijgesproken van het haar telastegelegde. De zaak is derhalve geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
2. Het verzoekschrift is tijdig ingediend en is in zoverre ontvankelijk.
3. De advocaat-generaal heeft volhard bij zijn eerdere schriftelijke conclusie van 7 april 2006.
4. De raadsvrouw heeft gepersisteerd bij het verzoek.
5. Op grond van het bepaalde in artikel 89 en verder van het Wetboek van Strafvordering kan de rechter aan de gewezen verdachte, in het geval de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten, en de rechter daarvoor – alle omstandigheden in aanmerking genomen – gronden van billijkheid aanwezig acht, een vergoeding toekennen voor schade die hij heeft geleden ten gevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. Een dergelijk geval doet zich hier voor.
6. Verzoekster is op 20 november 2003 in verzekering gesteld. Vervolgens is op
23 november 2003 de bewaring ingegaan en daarop volgend is haar gevangenhouding bevolen. De voorlopige hechtenis is opgeheven op 7 oktober 2005. Tevens zijn door de rechter-commissaris aan verzoekster beperkende maatregelen opgelegd welke zijn ingegaan op 20 november 2003 en zijn geëindigd op 4 december 2003.
Derhalve heeft verzoekster 686 dagen in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht. Van deze dagen heeft zij 15 dagen in een politiecel en/of beperkingen doorgebracht.
7. Het hof zal aan verzoekster een vergoeding toekennen. Naar het oordeel van het hof zijn er alle omstandigheden in aanmerking genomen in dit geval gronden van billijkheid aanwezig om aan verzoekster een hogere vergoeding toe te kennen dan de standaardvergoeding die pleegt te worden toegekend voor de schade welke tengevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis is geleden. Het hof heeft hierbij met name gelet op de lange duur van de detentie en het feit dat verzoekster als alleenstaande moeder de zorg had voor drie jonge kinderen, welke uiteindelijk mede als gevolg van de detentie door de kinderbescherming uit huis zijn geplaatst. Het hof zal derhalve aan verzoekster voor de dagen in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht € 105,- toekennen, voor de dagen doorgebracht in een politiecel en/of beperkingen te vermeerderen met
€ 37,50.
8. Voorzover verzoekster schade heeft geleden wegens het beëindigen van haar uitkering op grond van de Algemene bijstandswet wordt de vergoeding van deze schade geacht te zijn begrepen in de hierboven genoemde dagvergoeding.
9. Het hof is voorts van oordeel dat er een causaal verband is tussen de door verzoekster ondergane detentie en de door verzoekster opgevoerde vermogensschade, bestaande uit de in de periode van de detentie ontstane achterstanden in de betaling van verschillende vaste lasten en de ontruiming van de woning van verzoekster en dat deze posten voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komen. Het hof zal daarom op gronden van billijkheid aan verzoekster een vergoeding toekennen van € 2.718,97 voor de ontstane achterstanden in de betaling van de verschillende vaste lasten en € 3.767,93 voor de kosten van de ontruiming van de woning. Derhalve kan voor deze posten in totaal aan verzoekster worden toegekend een bedrag van € 6476,90.
10. Voorts is het hof van oordeel dat geen redenen aanwezig zijn om aan verzoekster een vergoeding toe te kennen ter zake van vermogensschade, bestaande uit een lening van € 10.000,- van de heer [naam betrokkene], nu deze kosten niet, althans onvoldoende zijn onderbouwd.
11. Naar het oordeel van het hof zijn er evenmin redenen aanwezig om aan verzoekster een vergoeding toe te kennen ter zake van vermogensschade, bestaande uit de kosten van de inboedel, de kosten voor het herstel van de woning en de telefoonkosten, nu onvoldoende is komen vast te staan dat deze kosten zoals door verzoekster in de onderhavige procedure opgevoerd, in direct causaal verband staan tot de door verzoekster ondergane verzekering en voorlopige hechtenis.
12. Met inachtneming van het bovenstaande kan aan verzoekster worden toegekend:-
- 671 dagen in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht € 70.445,=
- 15 dagen in een politiecel en/of beperkingen doorgebracht € 2.137,50
- vermogensschade € 6.476,90
totaal € 79.059,40
BESCHIKKENDE
Het hof:
- kent aan verzoekster toe op gronden als hiervoor omschreven een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van € 79.059,40 (zegge: negenenzeventigduizend negenenvijftig euro en veertig cent) en gelast de tenuitvoerlegging daarvan;
- wijst af het meer of anders verzochte;
- beveelt de griffier om bovengenoemd bedrag over te maken op een door verzoeker nader op te geven bank- of girorekening;
Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mrs A.E. Harteveld, voorzitter,
H. Abbink en A. van Waarden, raadsheren, in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 augustus 2006.