Uitspraak
Emca Plant B.V.,
Gerechtshof Arnhem
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem diende, betreft het een hoger beroep van Emca Plant B.V. tegen een vonnis van de pachtkamer van de rechtbank ’s-Gravenhage. De zaak draait om de vastlegging van een pachtovereenkomst en de duur daarvan. De pachtkamer had in eerste aanleg een overeenkomst voor de duur van één jaar vastgesteld, met de mogelijkheid van jaarlijkse verlenging. Emca Plant was het hier niet mee eens en stelde dat er sprake was van een overeenkomst voor onbepaalde tijd, die volgens de Pachtwet voor de wettelijke duur van zes jaar zou moeten gelden.
De pachtkamer in eerste aanleg had de inhoud van de overeenkomst vastgelegd, maar Emca Plant voerde aan dat de vastgelegde duur niet overeenkwam met de bedoelingen van partijen. Het hof oordeelde dat de pachtkamer in eerste aanleg terecht had gehandeld door de overeenkomst vast te leggen zoals deze door partijen was overeengekomen. De ratio van de vastleggingsprocedure is om het ontbreken van een partijakte te verhelpen en de pachtrechter moet de inhoud van de overeenkomst zo nauwkeurig mogelijk vastleggen.
Het hof concludeerde dat de grief van Emca Plant niet tot vernietiging van het bestreden vonnis kon leiden. De pachtovereenkomst geldt voor de wettelijke duur van zes jaar, zoals bevestigd door de Centrale Grondkamer. Het hof bekrachtigde het vonnis van de pachtkamer, waarbij werd vastgesteld dat er geen proceskostenveroordeling ten laste van de geïntimeerde plaatsvond, aangezien deze niet in het hoger beroep was verschenen.