ECLI:NL:GHARN:2007:AZ7028

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
23 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
TBS 2006\250
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Stikkelbroeck
  • A. Lensing
  • J. Besier
  • Dr. J. Kaiser
  • Dr. R. Raes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling en beoordeling van recidivegevaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 23 januari 2007 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, die sinds 3 augustus 1997 onder deze maatregel valt. De rechtbank te Utrecht had eerder op 8 september 2006 de terbeschikkingstelling met een jaar verlengd, maar het hof vernietigt deze beslissing. Het hof oordeelt dat de rechtbank niet tijdig heeft beslist op de verlengingsvordering van de officier van justitie, wat in strijd is met artikel 509t van het Wetboek van Strafvordering. Het hof weegt de belangen van de terbeschikkinggestelde en de maatschappij tegen elkaar af en concludeert dat, hoewel de verlenging van de maatregel noodzakelijk is vanwege het hoge recidivegevaar, er na een jaar geen verdere verlenging meer mogelijk zal zijn onder ongewijzigde omstandigheden. De betrokkene heeft nog geen begin gemaakt met een resocialisatietraject en heeft geen verloven gehad, wat de noodzaak van de verlenging onderstreept. Het hof benadrukt het belang van een behandeltraject en de noodzaak voor de kliniek om voortvarend te handelen in het realiseren van een traject dat leidt tot beëindiging van de terbeschikkingstelling. De beslissing van het hof is om de terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen, met de nadruk op de noodzaak van behandeling van de verslavingsproblematiek en de controle over agressie.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
TBS 2006\250
Beslissing d.d. 23 januari 2007
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [verblijfplaats]
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te Utrecht van 8 september 2006, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Overwegingen:
Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen, gelet op artikel 509t, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, aangezien de rechtbank niet binnen twee maanden na het indienen van de verlengingsvordering van de officier van justitie haar beslissing heeft genomen en daar het recht zal doen mede op grond van hetgeen de getuige-deskundige ter terechtzitting heeft verklaard.
In de verlengingsbeslissing van 13 maart 2006 heeft het hof overwogen dat de complexe relatie tussen betrokkenes agressie en zijn drugsverslaving gespecialiseerd dient te worden behandeld. Het hof heeft destijds de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar verlengd, mede gelet op de proportionaliteit en teneinde de kliniek aan te zetten tot het onderzoeken van de mogelijkheden met betrekking tot behandeling van betrokkene in een verslavingskliniek, zodat op die manier aan betrokkene een perspectief kon worden geboden.
De rechtbank heeft in de onderhavige procedure bij de verlenging van de duur van de terbeschikkingstelling met een jaar op 8 september 2006 onder meer overwogen dat mede gelet op die beslissing van het hof zij eraan hecht dat de [verblijfplaats] contact zal leggen met de Piet Roordakliniek en desgewenst met een andere verslavingskliniek, teneinde de mogelijkheden van opname van de [terbeschikkinggestelde] te onderzoeken en zo mogelijk opname in een verslavingskliniek te realiseren.
Thans is gebleken dat betrokkene pas eind oktober 2006 is aangemeld voor de Piet Roorda Kliniek; een intakegesprek met betrokkene heeft in dat kader niet plaats gevonden. Naar mededeling van de getuige-deskundige Koolen volgde op 22 december 2006 een afwijzingsbrief. Van enige andere inspanning op dit punt vanuit de kliniek is niet gebleken.
Het gebrek aan voortvarendheid van de kliniek houdt kennelijk verband met de opvatting, zoals deze naar voren komt in de verklaring ter terechtzitting van het hof van de getuige-deskundige Koolen, dat een opname van betrokkene in een verslavingskliniek niet mogelijk is, omdat aan hem niet de daarvoor noodzakelijke bewegingsvrijheid kan worden gegeven, terwijl verlofmogelijkheden niet aan de orde zijn vanwege zijn stemmingswisselingen en het risico dat betrokkene recidiveert. Hiermee ontbreekt praktisch gesproken elk perspectief op behandeling van de verslavingsproblematiek en uiteindelijk ook op beëindiging van de terbeschikkingstelling.
Het hof is van oordeel dat, bij een afweging tussen de belangen van de terbeschikkinggestelde en de belangen van de maatschappij, het belang van de terbeschikkinggestelde steeds zwaarder dient te wegen naar mate de maatregel van terbeschikkingstelling langer duurt. De terbeschikkingstelling van betrokkene is ingegaan op 3 augustus 1997 en loopt dus thans meer dan negen jaren. Bij de beoordeling van de proportionaliteit neemt het hof voorts in aanmerking dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van poging tot diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken. Het betreft een feit dat van minder ernstige aard is dan andere delicten waarbij terbeschikkingstelling pleegt te worden opgelegd.
Uit het verlengingsadvies volgt dat bij betrokkene onder andere sprake is van afhankelijkheid van verschillende middelen en een persoonlijkheidsstoornis met borderline, antisociale en narcistische kenmerken. Het recidivegevaar wordt op korte en middellange termijn hoog ingeschat. Het is van belang dat betrokkene meer controle krijgt over zijn spanningen en daarmee controle op zijn agressie krijgt. De psychomotore therapie en de psychotherapie dienen hiervoor nog te worden gecontinueerd.
Het bovenstaande in aanmerking nemende, is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist als in de hierna te vermelden beslissing vervat.
Gelet op de grootte van het recidivegevaar en op de omstandigheid dat nog geen begin is gemaakt met een resocialisatietraject zodat betrokkene geen verloven heeft gehad, acht het hof aan de ene kant verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk. Aan de andere kant is het hof van oordeel dat na verloop van één jaar een situatie zal zijn bereikt waarin – gelet op de proportionaliteit en het gebrek aan behandelingsvooruitzicht - verdere verlenging van de maatregel in beginsel bij ongewijzigde omstandigheden niet meer zal kunnen plaatsvinden. Dat betekent dat de maatregel van terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar zal worden verlengd.
Met het oog hierop is het van groot belang dat de kliniek de thans beschikbare tijd ten volle en met voortvarendheid benut om een traject voor betrokkene te realiseren, waarin toegewerkt wordt naar de beëindiging van de maatregel. Het hof denkt hierbij met name ook aan verwijzing van betrokkene naar de polikliniek bij een Forensisch Psychiatrische Kliniek voor nazorg en de noodzakelijke ambulante voorzieningen.
Beslissing:
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank te Utrecht van 8 september 2006 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde.
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Aldus gedaan door
mr Stikkelbroeck als voorzitter,
mrs Lensing en Besier als raadsheren,
en dr Kaiser en dr Raes als raden,
in tegenwoordigheid van mr Jansen als griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2007.
Mr Besier en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen