ECLI:NL:GHARN:2007:AZ7671

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
29 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
TBS 2006\235
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Vegter
  • mrs. Stikkelbroeck
  • mr. van der Herberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling en proportionaliteit in de rechtspraak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 29 januari 2007 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, die sinds 1967 onder deze maatregel valt. De rechtbank te 's-Hertogenbosch had eerder op 4 juli 2006 besloten om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen. Het hof heeft deze beslissing vernietigd en de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd. Dit besluit is genomen in het licht van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, waarbij het hof heeft overwogen dat naarmate de terbeschikkingstelling langer duurt, er meer gewicht moet worden toegekend aan deze beginselen.

De raadsman van de betrokkene heeft actief alternatieven onderzocht voor het langdurig verblijf op een longstay-afdeling in een TBS-instelling. Het hof heeft vastgesteld dat er mogelijkheden zijn voor alternatieve verblijfsituaties, wat aanleiding geeft om de termijn van de terbeschikkingstelling te heroverwegen. De beslissing van het hof is mede ingegeven door de noodzaak om de veiligheid van de samenleving te waarborgen, gezien het recidivegevaar van de betrokkene, die lijdt aan pedofilie en een persoonlijkheidsstoornis.

Het hof heeft ook opgemerkt dat de behandeling van het beroep meer dan zes maanden na het instellen van het hoger beroep heeft plaatsgevonden, wat in strijd is met de verdragsrechtelijke verplichting tot een spoedige behandeling. Dit heeft geleid tot de conclusie dat een kortere verlenging van de terbeschikkingstelling dan door de rechtbank was beslist, gerechtvaardigd is. De beslissing van het hof benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging tussen de rechten van de betrokkene en de bescherming van de samenleving.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
TBS 2006\235
Beslissing d.d. 29 januari 2007
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[Terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [verblijfplaats].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van
4 juli 2006, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Overwegingen:
Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen, daar het recht zal doen mede op nieuwe stukken.
Zowel artikel 509x, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering als artikel 5, vierde lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden stelt eisen aan de voortgang van de behandeling door de rechter van een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling. Er dient door het hof zo spoedig mogelijk respectievelijk spoedig (de Engelse tekst bezigt het woord "speedily") te worden beslist. Waar in beginsel de terbeschikkingstelling eindig is in die zin dat deze expireert op een ruimschoots tevoren bekende datum heeft zowel de rechtbank als het gerechtshof een verdragsrechtelijke verplichting om tot een zo spoedig mogelijke behandeling van de vordering tot verlenging over te gaan. De genoemde inspanningsverplichting dwingt tot een grotere spoed dan waarvan in de onderhavige zaak is gebleken. Het hof is met de raadsman van de terbeschikkinggestelde van oordeel dat in casu van een spoedige behandeling van het beroep in de zin van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden geen sprake is geweest. Immers is het beroep meer dan 6 maanden na het instellen van het hoger beroep behandeld.
Gelet op het specifieke karakter van de terbeschikkingstelling, waarbij beveiliging van de samenleving voorop staat, raakt een trage behandeling als regel de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie niet, maar kan in bijzondere gevallen een kortere verlenging van de terbeschikkingstelling dan de rechtbank heeft beslist geïndiceerd zijn. Dat zou met name het geval kunnen zijn ingeval een verlenging met twee jaren aan de orde is en de veiligheid van personen toelaat dat een overschrijding van de redelijke termijn, waarbinnen het gerecht tot een beslissing had dienen te komen, wordt vertaald in een verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar.
Voldoende is komen vast te staan dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen verlenging van de terbeschikkingstelling van betrokkene eist. Dit is van de kant van de terbeschikkinggestelde ook niet betwist. Evenmin is dit vereiste voor verlenging naar voren gebracht om te betogen dat de verlenging beperkt zou moeten blijven tot een jaar. Uit het advies volgt dat bij betrokkene sprake is van pedofilie en dat de persoonlijkheidsstoornis nog onverminderd aanwezig is. Betrokkene moet door deze stoornissen en de daaraan gekoppelde gebrekkige realiteitstoetsing, de zeer gebrekkige impulscontrole, het lacunaire geweten, het absolute onvermogen zich in de ander en zijn belevingswereld in te leven en het totaal gebrek aan ziektebesef en ziekte-inzicht, als onverminderd recidivegevaarlijk worden ingeschat. Het delictgevaar zonder toezicht, controle en een beveiligde setting is onverminderd aanwezig.
Naar mate een terbeschikkingstelling langer duurt is er aanleiding om meer gewicht toe te kennen aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. In het specifieke geval van betrokkene, waarin de terbeschikkingstelling reeds duurt vanaf 1967, is er aanleiding om te bezien of een kortere termijn van verlenging dan twee jaren is aangewezen. Duidelijk is dat door de raadsman van betrokkene metterdaad zeer actief wordt onderzocht welke alternatieven er zijn voor langdurig verblijf op een longstay-afdeling in een TBS-instelling. Reeds in 2003 werd geformuleerd dat een alternatieve verblijfsituatie voor betrokkene gezocht zou moeten worden. Nu niet uit is te sluiten dat binnen afzienbare tijd de onderzochte alternatieven zouden kunnen worden geconcretiseerd, is er aanleiding de termijn van de onderhavige terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen.
Beslissing:
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 4 juli 2006 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde.
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar.
Aldus gedaan door
mr Vegter als voorzitter,
mrs Stikkelbroeck en van der Herberg als raadsheren,
en drs Poll en dr Schaap als raden,
in tegenwoordigheid van mr Mientjes als griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2007.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.