ECLI:NL:GHARN:2007:AZ7820

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
5 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
ISD 2006/016
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Verheugt
  • M. Stikkelbroeck
  • J. Lensing
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling voortzetting tenuitvoerlegging maatregel tot plaatsing in inrichting voor stelselmatige daders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 5 februari 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 28 september 2006, die het verzoek tot beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders had afgewezen. Het hof moest beoordelen of de voortzetting van deze maatregel noodzakelijk was, waarbij het beslissingskader gebaseerd was op de wettekst en de wetsgeschiedenis. Het hof stelde vast dat opheffing van de maatregel zou kunnen leiden tot onveiligheid, ernstige overlast en verloedering van het publiek domein. Tevens werd gekeken naar de omstandigheden die buiten de macht van de betrokkene lagen.

De rechtbank had eerder, op 22 december 2004, de maatregel opgelegd aan de betrokkene, die al meer dan vijftien jaar verslaafd was aan harddrugs en verschillende afkickpogingen had ondernomen. Ondanks zijn motivatie om deel te nemen aan het programma, had de betrokkene zich tweemaal onttrokken aan de verlofplanning, wat leidde tot zijn plaatsing op een gesloten afdeling. Het hof oordeelde dat de kans op terugval in delictgedrag aanwezig was, gezien de langdurige verslavingsgeschiedenis en de onttrekkingen aan de maatregel.

Het hof vernietigde de beslissing van de rechtbank en wees het verzoek tot beëindiging van de maatregel af. De maatregel zou voortgezet worden, mede omdat deze op 14 maart 2007 zou eindigen. Het hof concludeerde dat de beveiliging van de maatschappij nog steeds van belang was en dat er geen grond was om de maatregel te beëindigen. De betrokkene zou nog begeleid moeten worden bij het zoeken naar een woning en werk, wat ook een factor was in de beslissing om de maatregel voort te zetten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
ISD 2006/016
Beslissing d.d. 5 februari 2007
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[Betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [verblijfplaats].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te Rotterdam van 28 september 2006, houdende afwijzing van het verzoek tot beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders.
Overwegingen:
De advocaat-generaal is van mening dat het hoger beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu het de verdediging blijkt te gaan om de inhoud van de maatregel en de onderhavige procedure daar niet op is gericht.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende. De verdediging heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat in eerste aanleg werd verzocht de maatregel niet te beëindigen omdat er niets voor betrokkene buiten de inrichting was geregeld. Thans wordt betrokkene begeleid door het maatschappelijk werk Mozaiek. De verdediging verzoekt de maatregel te beëindigen nu de noodzaak van de maatregel niet meer zou bestaan.
Het hof acht - gelet op het bovenstaande - het door betrokkene ingestelde hoger beroep ontvankelijk.
Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen, daar het recht zal doen mede op grond van nieuwe stukken.
De rechtbank te Rotterdam heeft op 22 december 2004 aan betrokkene de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd. Uit het maatregelrapport van 22 november 2004 blijkt dat oplegging van de maatregel geindiceerd was omdat betrokkene ruim vijftien jaar verslaafd was aan harddrugs en verschillende afkickpogingen had ondernomen die geen succes boekten. Betrokkene is vervolgens geplaatst in de Stadsgevangenis te Hoogvliet. Betrokkene was gemotiveerd om aan het programma deel te nemen en accepteerde dat hij begeleiding nodig heeft. Betrokkene heeft een aantal trainingen met goed gevolg doorlopen. Hij is vervolgens doorgestroomd naar de destijds halfopen fase van het programma. In april 2006 is betrokkene met verlof gegaan. Hij heeft zich echter onttrokken aan de verlofplanning en is niet teruggekomen op de afgesproken tijd. Daarop is besloten om betrokkene voor drie maanden op de gesloten afdeling te plaatsen. In die periode is de gehele Stadsgevangenis overgegaan op de gesloten setting. Betrokkene kon daarom niet meer teruggaan in een andere setting. In augustus 2006 is betrokkene wederom niet teruggekomen van verlof. Betrokkene zal daardoor op de gesloten afdeling verblijven totdat hij de extramurale fase ingaat. De tenuitvoerlegging van de maatregel vindt nu derhalve plaats binnen een gesloten setting. Betrokkene zal voor het einde van de maatregel worden begeleid bij het vinden van woonruimte en werk.
Het hof dient in het kader van de onderhavige procedure te beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders noodzakelijk is. Daarbij dient gezien de wettekst en de wetsgeschiedenis het volgende beslissingskader te gelden: Er moet worden vastgesteld of opheffing van de maatregel zal leiden tot te verwachten onveiligheid, ernstige (drugs)overlast en verloedering van het publiek domein. Daarna moet worden bezien of verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van betrokkene ligt.
Naar het oordeel van het hof is de beoogde strekking van de maatregel -te weten beveiliging van de maatschappij- in dit geval nog van betekenis. Op grond van de langdurige verslavingsgeschiedenis van betrokkene, de onttrekkingen aan de uitvoering van de maatregel en het gegeven dat betrokkene nog begeleid dient te worden bij het zoeken van een woning en werk acht het hof de kans op terugval van betrokkene in zijn eerdere (delict-)gedrag bij eerdere beeindiging van de maatregel aanwezig.
Voorts staat vast dat betrokkene een behandelprogramma wordt aangeboden. Van het niet erg voortvarende verloop van de behandeling van betrokken kan niet worden gezegd dat dit is veroorzaakt door een omstandigheid die (geheel) buiten de macht van betrokkene ligt. Betrokkene heeft zich tweemaal aan de maatregel onttrokken, waardoor hij weer is geplaatst op een gesloten afdeling. Betrokkene dient nog te worden begeleid bij het zoeken naar een woning en werk. Het hof acht voortzetting van de maatregel noodzakelijk, mede gelet op het feit dat de maatregel al op 14 maart 2007 zal worden beeindigd, en ziet derhalve thans geen grond aanwezig om tot beeindiging van de maatregel over te gaan.
Beslissing:
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank te Rotterdam van 28 september 2006 met betrekking tot de betrokkene.
Wijst het verzoek tot beeindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders af.
Aldus gedaan door
mr Verheugt als voorzitter,
mrs Stikkelbroeck en Lensing als raadsheren,
en dr Schudel en drs Harmsen als raden,
in tegenwoordigheid van mr Jansen als griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2007.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.