ECLI:NL:GHARN:2007:AZ9290
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- A. Verheugt
- M. Stikkelbroeck
- J. van der Herberg
- Rechtspraak.nl
Verlenging terbeschikkingstelling en vereisten voor wettelijke aantekeningen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 26 februari 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 31 mei 2006, die de terbeschikkingstelling van de betrokkene met twee jaar had verlengd. Het hof oordeelt dat de rechtbank deze beslissing moet vernietigen, omdat er onvoldoende recente wettelijke aantekeningen zijn over de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de terbeschikkinggestelde. Artikel 509o, tweede lid, onder 2, van het Wetboek van Strafvordering vereist dat bij de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling een afschrift van deze aantekeningen wordt overgelegd. Het hof benadrukt dat het ontbreken van recente aantekeningen een ernstige belemmering vormt voor een zorgvuldige behandeling van de zaak.
Het hof heeft vastgesteld dat de kliniek, Veldzicht, niet heeft voldaan aan de verplichting om tijdig recente wettelijke aantekeningen te overleggen. Tijdens de zittingen op 23 oktober 2006 en 12 februari 2007 ontbraken deze aantekeningen, wat het hof heeft gedwongen om de zaak aan te houden. De kliniek heeft in haar communicatie aangegeven dat er geen wijzigingen waren in de toestand van de betrokkene, maar het hof is van mening dat dit niet voldoende is. De getuige-deskundige heeft verklaard dat de wettelijke aantekeningen bij longstay-patiënten slechts eenmaal per jaar worden opgemaakt, wat volgens het hof onacceptabel is.
Uiteindelijk heeft het hof besloten om de terbeschikkingstelling van de betrokkene met een jaar te verlengen, om ervoor te zorgen dat de kliniek de wettelijke aantekeningen op de juiste wijze opmaakt en tijdig overlegt. Het hof benadrukt dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist, gezien het onverminderd hoge delictgevaar van de betrokkene, die lijdt aan paranoïde schizofrenie en een persoonlijkheidsstoornis. Het hof concludeert dat de betrokkene nog steeds structuur, zorg en begeleiding nodig heeft.