ECLI:NL:GHARN:2007:BA0161

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
13 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2005/1243
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • F. Fokker
  • A. van Loo
  • J. Knottnerus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid gemeente voor verkeersdrempel en zorgplicht

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de gemeente Nijmegen voor een verkeersdrempel in de Heidebloemstraat. De appellant, die schade heeft geleden, stelt dat de drempel gebrekkig is en dat de gemeente tekort is geschoten in haar zorgplicht. Het Gerechtshof Arnhem heeft op 13 februari 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep. De feiten van de zaak zijn als volgt: tijdens een comparitie van partijen ter plaatse van de verkeersdrempel is geconstateerd dat de drempel goed zichtbaar was, zelfs bij duisternis en regen. De drempel voldeed aan de gebruikelijke richtlijnen en was niet anders dan wat verkeersdeelnemers in een woonwijk mogen verwachten. De gemeente heeft verklaard dat de drempel na 19 november 2003 niet is gewijzigd en dat er geen kuilen of gaten in het wegdek aanwezig zijn. De appellant heeft niet voldoende onderbouwd dat de drempel gebrekkig was. Het hof concludeert dat de verkeersdrempel niet als gebrekkig kan worden aangemerkt en dat de gemeente Nijmegen niet aansprakelijk is op grond van artikel 6:174 van het Burgerlijk Wetboek. De grieven van de appellant falen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter. De appellant wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

13 februari 2007
Vijfde civiele kamer
Rolnummer 05/1243
G e r e c h t s h o f t e A r n h e m
Arrest
in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
procureur: mr S.D.I. Oranje,
tegen:
de gemeente Nijmegen,
waarvan de zetel is gevestigd te Nijmegen,
geïntimeerde,
procureur: mr P.J.M. van Wersch.
1 De procedure
Voor het verloop van de procedure tot 29 augustus 2006 verwijst het hof naar het op die datum in deze zaak uitgesproken tussenarrest.
De bij dat arrest bepaalde comparitie van partijen heeft op 21 november 2006 te 14.00 uur in het Paleis van Justitie te Arnhem plaatsgevonden en is die avond om 19.00 uur voortgezet op de kruising van de Heidebloemstraat en de Sint Jacobslaan te Nijmegen en vervolgens (op voorstel van de partijen) in het kantoor van de advocaat van de gemeente Nijmegen, mr M. Rijke, aan de Van Schaeck Mathonsingel 4 te Nijmegen.
Nadat de raadsheer-commissaris de zaak naar de rol had verwezen, hebben de partijen wederom voor het wijzen van arrest de processtukken van de beide instanties aan het hof overgelegd.
2 De verdere beoordeling van het geschil in hoger beroep
2.1 Het hof volhardt bij hetgeen het in zijn tussenarrest van 29 augustus 2006 heeft overwogen.
2.2 Tijdens de comparitie van partijen ter plaatse van de litigieuze verkeersdrempel in de Heidebloemstraat te Nijmegen heeft de raadsheer-commissaris blijkens het van die comparitie opgemaakte proces-verbaal geconstateerd dat het donker was en dat het wegdek nat was ten gevolge van een zojuist gevallen regenbui, dat hij de verkeersdrempel goed kon zien, dat deze verlicht werd door twee lantaarns op de stoepen aan weerszijden van de verkeersdrempel, dat de drempel ook opviel doordat deze anders is bestraat (met beton en stenen) dan het wegdek van de Heidebloemstraat (asfalt) en tijdens de comparitie in het bijzonder ook door de weerkaatsing van het licht van de lantaarns in de natte stenen van de drempel en de voegen daartussen, dat enige plassen water aan de voet van de drempel lagen, dat in het wegdek bij de drempel geen kuilen, gaten of andere verzakkingen zichtbaar waren, dat de hellingen van de drempel op het eerste gezicht niet abnormaal leken te zijn en minder steil zijn dan de meeste (smallere) drempels in de desbetreffende wijk, dat op de hellingen van de drempel inkepingen te zien waren waar zich kennelijk witte strepen in de rijrichting van de voertuigen hebben bevonden en dat de witte verf nagenoeg verdwenen was, dat de verkeersdrempel even hoog was als de stoepen van de Heidebloemstraat en dat deze aan beide zijden op de stoepen werd gemarkeerd door een aantal paaltjes, dat tijdens de comparitie ter plaatse van de drempel verscheidene auto’s over de drempel zijn gereden en dat geen van die auto’s (anders dan met de banden om de wielen) de drempel heeft geraakt.
De partijen - door de raadsheer-commissaris in de gelegenheid gesteld om op deze constateringen te reageren hebben deze feiten niet betwist, zodat deze vast staan.
2.3 Ter comparitie van partijen heeft [A.] (bureaucoördinator verzekeringen bij de gemeente Nijmegen) namens de gemeente Nijmegen verklaard dat de verkeersdrempel na 19 november 2003 niet is gewijzigd en thans nog in precies dezelfde staat aanwezig is, dat de helling van de verkeersdrempel een gebruikelijke hoek (15 à 20 graden) heeft, dat die drempel is aangelegd volgens de destijds daarvoor geldende richtlijnen, dat de hoogte van de drempel (12 cm) gelijk is aan die van het trottoir, dat de plassen aan de voet van de drempel niet worden veroorzaakt door verzakkingen of kuilen (die er niet zijn), maar door de zogenoemde tonvorming van het wegdek en dat onderzoek heeft uitgewezen dat (behalve in het geval van [appellant]) nooit schade in verband met deze drempel is gemeld.
Ook deze feiten zijn niet voldoende gemotiveerd betwist, zodat ook deze vast staan.
2.4 Uit de voornoemde feiten blijkt dat de verkeersdrempel niet door kuilen, gaten of verzakkingen in het wegdek of anderszins een ongebruikelijke (en dus niet te verwachten) steile helling had of anderszins de veiligheid van personen of zaken (in het bijzonder auto’s en ook auto’s als die van [appellant]) in gevaar brengt. De drempel is niet anders dan een drempel die iedere verkeersdeelnemer (ook hij die niet steeds de nodige voorzichtigheid en oplettendheid betracht) in een woonwijk met verkeersdrempels (als de onderhavige) mag verwachten en die geschikt is voor het eroverheen rijden met een auto, ook door een niet steeds oplettende en voorzichtige bestuurder.
Het hof overweegt daarbij dat uit de voornoemde feiten ook blijkt dat de drempel goed zichtbaar is, in het bijzonder ook bij duisternis en regen. Het feit dat de witte strepen op de drempel niet of nauwelijks meer zichtbaar zijn, doet hieraan niet af, nu die verkeersdrempel door de opvallend andere bestrating ervan ook zonder witte strepen in voldoende mate opvalt en ook voor de niet steeds oplettende en voorzichtige bestuurder goed zichtbaar is.
Het door [appellant] gestelde feit dat het in de avond van 19 november 2003 regende, kan hieraan evenmin afdoen. Tijdens de comparitie van partijen was de drempel, in het bijzonder ook door de weerkaatsing van het licht van de lantaarns in de natte stenen van de drempel en de voegen daartussen, opvallend zichtbaar. Nu de lantaarns ook op 19 november 2003 licht uitstraalden (zoals [appellant] ter comparitie heeft beaamd) en de drempel sedertdien niet is gewijzigd, was de drempel ook toen voor [appellant] in voldoende mate zichtbaar en had hij de aanwezigheid van die drempel moeten onderkennen.
Het door [appellant] gestelde feit dat ook auto’s van andere automobilisten tegen de onderhavige verkeersdrempel zijn geschuurd, kunnen niet tot een ander oordeel leiden, nu ook in dat geval geldt dat de drempel om de voornoemde redenen niet gebrekkig en wel goed zichtbaar was.
De gemeente Nijmegen had niet op ongevallen als de onderhavige ten gevolge van de verkeersdrempel en/of het wegdek waarin deze is aangelegd, bedacht behoeven te zijn.
2.5 Dit brengt mede dat de onderhavige verkeersdrempel niet als gebrekkig kan worden aangemerkt en dat de gemeente Nijmegen als wegbeheerder ter voorkoming van gevaar voor personen of zaken niet meer maatregelen had behoren te treffen dan zij heeft gedaan.
Mitsdien is de gemeente Nijmegen niet op grond van artikel 6:174 Burgerlijk Wetboek voor gebreken aan de verkeersdrempel en/of het wegdek aansprakelijk en is de gemeente Nijmegen evenmin tekortgeschoten in haar zorgplicht, zodat de op dergelijke gebreken en tekortschieten gegronde vordering van [appellant] hem moet worden ontzegd.
2.6 Nu geen feiten zijn gesteld die tot een ander oordeel kunnen leiden, moet het bewijsaanbod van [appellant] worden gepasseerd.
Slotsom
2.7 Het hiervoor overwogene brengt mede dat de grieven falen en dat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd.
2.8 Als de in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
3 De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
1. bekrachtigt het tussen de partijen gewezen vonnis van de kantonrechter (rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Nijmegen) van 9 september 2005;
2. veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van de gemeente Nijmegen tot aan deze uitspraak bepaald op € 1.580,-- aan salaris van de procureur en op € 244,-- aan verschotten;
3. verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs Fokker, Van Loo en Knottnerus en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 13 februari 2007.