ECLI:NL:GHARN:2007:BA0754

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
19 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2006/1289
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van der Pol
  • M. Mannoury
  • R. Rijken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling in verband met studie en werkbereidheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 19 februari 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toelating van appellante tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Appellante had eerder, op 11 december 2006, een afwijzing ontvangen van de rechtbank te Arnhem. Het hof heeft het verzoekschrift van appellante, dat op 19 december 2006 was ingediend, in behandeling genomen. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 februari 2007 was appellante aanwezig, bijgestaan door haar procureur, mr. M.J. van Dijk.

De rechtbank had geoordeeld dat er gegronde vrees bestond dat appellante haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet zou nakomen, omdat zij haar studie wilde afmaken. Appellante stelde echter dat haar aflossingscapaciteit zou toenemen als zij haar studie voortzette, omdat zij bereid was om naast haar studie 16 uur per week te werken. Het hof heeft de berekeningen van appellante in overweging genomen, waaruit bleek dat zij met haar studie meer zou kunnen verdienen dan zonder. Het hof concludeerde dat appellante gemotiveerd was om haar schulden af te lossen en dat er geen gegronde vrees bestond voor het niet nakomen van haar verplichtingen.

Het hof heeft vastgesteld dat er geen andere afwijzingsgronden waren en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. Het verzoek van appellante om de schuldsaneringsregeling van toepassing te verklaren, is toegewezen. Het hof heeft benadrukt dat de bewindvoerder de mogelijkheid heeft om de schuldsaneringsregeling te beëindigen als appellante haar plannen niet uitvoert. De beslissing van het hof is genomen in het belang van appellante, die de intentie heeft om haar opleiding af te ronden en daarna fulltime te gaan werken.

Uitspraak

19 februari 2007
eerste civiele kamer
rekestnummer 2006/1289
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Arrest
in de zaak van:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
procureur: mr. M.J. van Dijk.
1 Het geding in eerste aanleg
Bij vonnis van de rechtbank te Arnhem van 11 december 2006 is het verzoek van appellante (hierna te noemen: [appellante]) tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen. Het hof verwijst naar dat vonnis, dat in fotokopie aan dit arrest is gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij ter griffie van het hof op 19 december 2006 ingekomen verzoekschrift is [appellante] in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis en heeft [appellante] het hof verzocht dat vonnis te vernietigen en alsnog het verzoek om toepassing van de schuldsaneringsregeling toe te wijzen.
2.2 Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de daarbij behorende stukken, alsmede van een brief met bijlagen van 5 januari 2007 van de procureur.
2.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 februari 2007, waarbij [appellante] is verschenen in persoon, bijgestaan door haar procureur.
3 De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 De rechtbank heeft in haar vonnis van 11 december 2006 geoordeeld dat gegronde vrees bestaat dat [appellante] haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren zal nakomen. De rechtbank heeft overwogen dat bij de toelating tot de schuldsaneringsregeling als uitgangspunt geldt dat het volgen van een opleiding niet in de weg mag staan aan het vervullen van of het solliciteren naar fulltime werk. [appellante] heeft volgens het oordeel van de rechtbank in een brief van 15 november 2006 de bewuste keuze gemaakt haar opleiding af te maken, welke keuze in de weg staat aan de verzochte toelating.
3.2 [appellante] heeft zich primair op het standpunt gesteld dat aannemelijk is dat haar aflossingscapaciteit bij voortzetting van haar studie zowel op korte termijn als op langere termijn hoger zal zijn dan wanneer zij haar studie stopt. [appellante] is, naar haar zeggen, bereid en in staat naast haar studie 16 uur per week te gaan werken en heeft de intentie haar opleiding in 1,5 jaar af te ronden en aansluitend fulltime te gaan werken. Subsidiair heeft [appellante] zich op het standpunt gesteld dat zij, indien de uitvoering van de schuldsaneringsregeling dat nodig zou maken, zij ook bereid is haar studie op te geven.
3.3 Het hof is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat geen gegronde vrees bestaat dat [appellante] haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet zal nakomen. Volgens een door [appellante] in het geding gebrachte berekening zal zij, indien zij naast haar studie 16 uur werkt, maandelijks een bedrag van € 1.618,00 (inclusief studiefinanciering) kunnen genereren. Indien zij zou stoppen met haar studie en fulltime zou gaan werken zou zij, volgens die berekening, maandelijks slechts € 1.380,- kunnen verdienen. Het hof leidt uit de door [appellante] in het geding gebrachte berekeningen af dat [appellante] gemotiveerd is om (naast haar studie) in de schuldsaneringsregeling zoveel mogelijk voor haar schuldeisers te sparen. Hierbij acht het hof van belang dat de door [appellante] aangevoerde plannen (16 uur werken naast haar studie en na beëindiging van haar studie fulltime werken) ook als door haar voorgesteld worden uitgevoerd. Toelating tot de schuldsaneringsregeling op deze grondslag brengt mee dat de bewindvoerder, zodra blijkt dat [appellante] de door haar voorgestelde plannen niet kan of wil uitvoeren, de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging kan voordragen of [appellante] kan verzoeken de studie alsnog te beëindigen en fulltime te gaan werken (waartoe zij heeft aangegeven ook bereid te zijn). Bij het einde van de reguliere termijn van de schuldsanering staan ook nog de mogelijkheden open van verlenging of onthouding van de schone lei als [appellante] haar voornemens niet heeft uitgevoerd.
3.4 Aan het hof is voorts niet gebleken van enige andere afwijzingsgrond. Op grond van het voorgaande concludeert het hof dat [appellante] dient te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en het verzoek van [appellante] om alsnog de schuldsaneringsregeling ten aanzien van haar van toepassing te verklaren zal worden toegewezen.
4 De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank te Arnhem van 11 december 2006 en, opnieuw rechtdoende:
verklaart de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing ten aanzien van [appellante].
Dit arrest is gewezen door mrs. Van der Pol, Mannoury en Rijken en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 februari 2007.
Bij afwezigheid van de voorzitter is dit arrest ondertekend door de oudste raadsheer.