ECLI:NL:GHARN:2007:BA1252

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
19 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
TBS 2006\275
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Verheugt
  • A. Lensing
  • J. Stikkelbroeck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling en longstay-behandeling in het kader van ernstige persoonlijkheidsproblematiek

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 19 maart 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank te Haarlem van 9 oktober 2006, die de terbeschikkingstelling van de betrokkene met twee jaar had verlengd. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd, omdat er geen sprake was van een spoedige behandeling van het beroep, zoals vereist door artikel 5, vierde lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Het hof oordeelde dat de schending van het verdragsrecht voldoende bevrediging van het geschonden rechtsgevoel inhield.

Het hof heeft de terbeschikkingstelling van de betrokkene met twee jaar verlengd, op basis van de ernst van de antisociale persoonlijkheidsstoornis van de betrokkene, die ook andere problematiek vertoonde, zoals een verstoorde psychoseksuele ontwikkeling. De betrokkene verblijft sinds maart 2003 op de longstay-afdeling, en de kliniek concludeerde dat er gevaar voor ernstige recidives aanwezig blijft. De rapportages van de psycholoog en psychiater werden als onafhankelijk en onbevooroordeeld beschouwd, en het hof vond dat er voldoende informatie was over de noodzaak van de longstay-plaatsing.

Het hof benadrukte dat de betrokkene nog steeds structuur, zorg en begeleiding nodig heeft, en dat er onvoldoende concrete aanknopingspunten waren voor een hervatting van de behandeling. De beslissing werd genomen door de voorzitter en de raadsheren, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
TBS 2006\275
Beslissing d.d. 19 maart 2007
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [verblijfplaats].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te Haarlem van 9 oktober 2006, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Overwegingen:
Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen, daar het recht doet mede op grond van nieuwe stukken.
Het hof is van oordeel dat in casu van een spoedige behandeling van het beroep in de zin van artikel 5, vierde lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden geen sprake is geweest. Immers is het beroep vijf maanden na het instellen van het hoger beroep behandeld. In de voorliggende zaak oordeelt het hof dat de beslissing om een verdragsrechtelijke schending aan te nemen in zichzelf voldoende bevrediging van het geschonden rechtsgevoel inhoudt.
In het bijzonder gelet op de advisering is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist als in de hierna te vermelden beslissing vervat. Uit het verlengingsadvies en de rapportages van de externe deskundigen volgt dat bij betrokkene sprake is van een ernstige antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische en tevens passief-agressieve, rigide en afhankelijke trekken. Ook is sprake van een verstoorde psychoseksuele ontwikkeling. Sinds maart 2003 verblijft betrokkene op de longstay-afdeling.
Onder andere op grond van de ernstige persoonlijkheidsproblematiek, het chronische karakter hiervan, het uitblijven van resultaten gedurende een eerdere behandeling binnen het kader van een terbeschikkingstelling en gelet op het niet tot stand komen van een hernieuwde behandeling binnen een tweede terbeschikkingstelling, concludeert de kliniek dat gevaar voor ernstige recidives onverminderd aanwezig blijft.
Het hof merkt hierbij op dat niet aannemelijk is geworden dat de rapportages van J.P.M. van der Leeuw, psycholoog en T.S. van der Veer, psychiater, niet op onafhankelijke of onbevooroordeelde wijze tot stand zijn gekomen. Dat kennis is genomen van eerder over betrokkene uitgebrachte rapportages doet daaraan niet af. Het hof kan deze rapportages niet anders lezen dan dat de aldaar besproken risicotaxaties recentelijk zijn opgesteld.
Voor wat betreft de plaatsing van betrokkene op de longstay-afdeling merkt het hof het volgende op (vergelijk Hof Arnhem 5 maart 2007, AZ9806).
Naar het oordeel van het hof is er voldoende informatie verschaft over de noodzaak van het voortduren van de longstay-plaatsing en de huidige stand van zaken met betrekking tot een eventuele (hervatting van de) behandeling van betrokkene. Uit de uitgebrachte rapportages blijkt niet van voldoende concrete aanknopingspunten voor hervatting van de behandeling. Het hof gaat er vanuit dat in de eerstvolgende behandelbespreking op zorgvuldige wijze wordt ingegaan op de wens van betrokkene te worden behandeld.
Gelet op het aanwezige delictgevaar en het gegeven dat betrokkene nog gedurende langere tijd structuur, zorg en begeleiding nodig heeft, is het hof van oordeel dat een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar geïndiceerd is.
Beslissing:
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank te Haarlem van 9 oktober 2006 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde.
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Aldus gedaan door
mr Verheugt als voorzitter,
mrs Lensing en Stikkelbroeck als raadsheren,
en dr Schudel en dr van Kordelaar als raden,
in tegenwoordigheid van mr ten Elshof als griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2007.
Mr Stikkelbroeck en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.