Uitspraak
VI-nummer: 15/06
Uitspraak: 18 april 2007
Gerechtshof te Arnhem
Kamer als bedoeld in artikel 67 van de wet op de rechterlijke organisatie.
Het hof heeft te beslissen op de op 13 oktober 2006 ingekomen vordering van de officier van justitie te Den Haag van 12 oktober 2006, strekkende tot het achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling van:
[VEROORDEELDE],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Het hof heeft ter openbare terechtzitting van 4 april 2007 gehoord de veroordeelde en de raadsvrouw van veroordeelde, mr E.M. van de Oudenaller, advocaat te Dordrecht, alsmede de advocaat-generaal bij dit hof, die heeft geconcludeerd de vordering van de officier van justitie strekkende tot het achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling geheel toe te wijzen.
Overwegingen
Grondslag van de vordering
De vordering strekt ertoe dat de vervroegde invrijheidstelling met betrekking tot de bij arrest van 8 april 2002 van het gerechtshof te ’s-Gravenhage opgelegde gevangenisstraf van twaalf jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, achterwege zal blijven.
Aan de vordering is ten grondslag gelegd dat veroordeelde zich na de aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf zeer ernstig heeft misdragen, zoals bedoeld in artikel 15a, eerste lid aanhef en sub c van het Wetboek van Strafrecht en wel door zich schuldig te maken aan moord c.q. doodslag op een medegedetineerde.
Ernstige misdraging
Uit de stukken van het dossier en het verhandelde tijdens het onderzoek ter terechtzitting is het hof hierover het volgende gebleken.
Veroordeelde is op 9 juli 2006 aangehouden. Hij is vervolgens in verzekering gesteld. Hij zou zich op die datum schuldig hebben gemaakt aan moord dan wel doodslag op een medegedetineerde in de penitentiaire inrichting “De Dordtse Poorten” te Dordrecht.
Blijkens het vonnis van de rechtbank te Dordrecht is veroordeelde op 15 februari 2007 veroordeeld ter zake van moord tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof is van oordeel dat het voornoemde feit, waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, een zeer ernstige misdraging vormt in de zin van artikel 15a, eerste lid aanhef en sub c van het Wetboek van Strafrecht.
Beoordeling van de vordering
De ernst van de misdraging en het gegeven dat veroordeelde is veroordeeld ter zake van moord rechtvaardigt, dat de vervroegde invrijheidstelling van veroordeelde geheel achterwege blijft. Het hof zal daarom de vordering van de officier van justitie toewijzen, als na te melden.
Toegepaste wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 15a, 15b en 15c van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING:
Het hof:
- Wijst toe de vordering van de officier van justitie te Den Haag en bepaalt, dat de vervroegde invrijheidstelling van veroordeelde in zijn geheel achterwege zal worden gelaten.
Aldus gewezen door:
mr H.G.W. Stikkelbroeck, voorzitter,
mrs P.C. Vegter en Y.A.J.M. van Kuijck, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr M.A. Jansen, griffier
en op 18 april 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken.