ECLI:NL:GHARN:2007:BA6400

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
19 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2007/168
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijds einde van de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens tekortkoming in sollicitatieplicht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 19 april 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling van appellante. De rechtbank Arnhem had op 15 februari 2007 geoordeeld dat appellante toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van haar sollicitatieplicht, wat leidde tot de beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder het verlenen van de schone lei. Appellante, die zorg droeg voor vier schoolgaande kinderen en een inwonend nichtje, voerde aan dat haar persoonlijke omstandigheden, waaronder medische problemen en de afwezigheid van haar echtgenoot, haar belemmerden in het vinden van werk. Ze stelde dat ze door de Dienst Inwonerszaken was vrijgesteld van sollicitatieplicht en dat ze zich had ingeschreven voor een opleiding om haar kansen op de arbeidsmarkt te verbeteren. Het hof oordeelde echter dat appellante, ondanks eerdere kansen, niet voldoende had voldaan aan haar sollicitatieverplichtingen. Het hof concludeerde dat er geen bewijs was dat appellante vrijgesteld was van deze verplichtingen en dat haar tekortkomingen niet van geringe betekenis waren. Het hof bekrachtigde daarom het vonnis van de rechtbank, waarmee de schuldsaneringsregeling van appellante werd beëindigd.

Uitspraak

19 april 2007
eerste civiele kamer
rekestnummer 2007/168
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Arrest
in de zaak van:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
procureur: mr. R.E.F. Bergwerf Bok.
1 Het geding in eerste aanleg
1.1 Bij vonnis van de rechtbank Arnhem van 12 januari 2004 is ten aanzien van appellante (hierna te noemen: [appellante]) de definitieve toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken. Hierbij is tot rechter-commissaris benoemd mr. B.J. Engberts en tot bewindvoerder L. Nickel.
1.2 Bij arrest van 24 oktober 2005 heeft dit hof het vonnis van de rechtbank Arnhem van 8 september 2005, waarbij de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] en haar echtgenoot tussentijds werd beëindigd, ten aanzien van de echtgenoot van [appellante] bekrachtigd en ten aanzien van [appellante] vernietigd, waarbij is bepaald dat de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] wordt voortgezet.
1.3 Bij vonnis van de rechtbank Arnhem van 15 februari 2007 is vastgesteld dat [appellante] toerekenbaar in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten. De rechtbank heeft hiermee de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd zonder dat daarbij de zogenaamde schone lei is verstrekt.
1.4 Het hof verwijst naar laatstgenoemd vonnis, dat in fotokopie aan dit arrest is gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij ter griffie van het hof op 16 februari 2007 per fax en op 19 februari 2007 per gewone post ingekomen verzoekschrift is [appellante] in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis van 15 februari 2007 en heeft zij het hof verzocht het voormelde vonnis te vernietigen.
2.2 Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de daarbij behorende stukken, van de brief met bijlagen van 26 februari 2007 van de procureur, alsmede van het nadere beroepschrift van 13 maart 2007 van de procureur.
2.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 april 2007, waarbij [appellante] is verschenen in persoon, bijgestaan door haar procureur. Voorts is verschenen de bewindvoerder Nickel voornoemd en de tolk in de Afghaanse taal, M. Doust, die in handen van de voorzitter de van toepassing zijnde belofte heeft afgelegd.
3 De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 De rechtbank heeft [appellante] de schone lei onthouden omdat [appellante], kort gezegd, gedurende de schuldsaneringsregeling toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar sollicitatieplicht. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat [appellante] ter zitting van dit hof (op 17 oktober 2005) uitdrukkelijk heeft verklaard er alles aan te zullen doen om betaald werk te vinden, aan welke verplichting zij ook tot het einde van 2005 heeft voldaan. Volgens het verslag van de bewindvoerder heeft [appellante] echter in 2006 te weinig gesolliciteerd. De bewindvoerder heeft haar, onder toezending van het verslag van juli 2006, in de begeleidende brief nogmaals uitdrukkelijk gewezen op haar verplichting om elke maand bewijzen in te leveren van minimaal vier sollicitaties. Nadat [appellante] zich in augustus 2006 nog eenmaal aan deze verplichting had gehouden, heeft [appellante] daarna geen gegevens meer ingeleverd.
3.2 [appellante] kan zich met het vonnis van de rechtbank niet verenigen en bewist dat zij met betrekking tot haar sollicitatieverplichting toerekenbaar is tekortgeschoten. Zij stelt daartoe - kort samengevat en voor de beoordeling van het hoger beroep van belang - het volgende:
- [appellante] heeft de zorg voor haar 4 schoolgaande kinderen van respectievelijk 19, 17, 12 en 10 jaar oud alsmede voor een 17-jarig inwonend nichtje; haar echtgenoot verblijft en werkt in Engeland, waardoor onder andere het recht op kinderbijslag door de Sociale Verzekeringsbank is ingetrokken;
- in 2002 heeft [appellante] een ingrijpende oogoperatie ondergaan en in 2003 heeft een maag/darmoperatie plaatsgevonden, waarvan het herstel moeizaam verliep; [appellante] kon het gezin met moeite draaiende houden en wordt hiervoor begeleid door een maatschappelijk werker van Passade;
- sinds 10 december 2001 staat [appellante] als werkzoekende ingeschreven bij het CWI en bij diverse uitzendbureaus;
- in augustus 2006 ontving [appellante] van de Dienst Inwonerszaken van de gemeente [woonplaats] een uitnodiging voor een gesprek in verband met een heronderzoek van de WWB-uitkering, waarbij onder meer aan de orde kwam de vraag waarom het [appellante], ondanks alle sollicitaties, niet lukte betaald werk te krijgen.
- tijdens dit gesprek kwam men tot de conclusie dat [appellante] om twee redenen beperkt inzetbaar was: op de eerste plaats vanwege haar medische beperkingen en op de tweede plaats vanwege het feit dat zij nauwelijks Nederlands sprak;
- de desbetreffende contactambtenaar gaf aan dat [appellante] niet langer behoefde te solliciteren maar een cursus Nederlands en andere opleidingen zou moeten volgen, waarna de Dienst Inwonerszaken [appellante] zou gaan bemiddelen bij het zoeken naar betaalde arbeid; deze ambtenaar zou de bewindvoerder hiervan op de hoogte stellen;
- na afloop van dit gesprek heeft in oktober en december 2006 overleg plaatsgevonden met [A.] en [B.] van de Dienst Inwonerszaken en is [appellante] aangemeld voor een “duaal voortraject werk”, waarvoor zij in januari 2007 enkele toetsen (Nederlands) lezen, luisteren, schrijven en spreken heeft moeten afleggen;
- nadat zij deze toetsen met goed gevolg had afgesloten, is [appellante] na gesprekken met de Dienst Inwonerszaken sinds 31 januari 2007 een opleiding bij Agens gaan volgen, die sinds 26 februari 2007 drie dagen per week in beslag neemt;
- de Dienst Inwonerszaken heeft met de bewindvoerder contact onderhouden, waarbij onder meer is afgesproken dat [appellante] geen verdere “zinloze” sollicitaties meer behoefde te verrichten en dat de vrijstelling van de sollicitatieplicht ook gold voor de schuldsaneringsregeling;
- omdat er bij de behandeling bij de rechtbank geen tolk aanwezig was, kon [appellante] zeer slecht uit haar woorden komen en stond zij na afloop met een onaangedaan gevoel weer buiten;
- de rechtbank heeft in haar vonnis een onjuiste betekenis toegekend aan artikel 354 leden 1 en 2 van de Faillissementswet; er is geen sprake van een toerekenbare tekortkoming en zo hiervan wel sprake is, dan is deze tekortkoming zodanig gering dat deze buiten beschouwing behoort te blijven;
- anders dan de rechtbank heeft aangenomen, is [appellante] van mening dat de Tweede Kamer, in casu de Vaste Commissie voor Justitie, nog steeds uitgaat van het gelijkstellen van de sollicitatieplicht uit hoofde van de Wet Werk- en Bijstand (WWB) aan de sollicitatieplicht uit hoofde van de schuldsaneringsregeling, zodat, nu [appellante] uit hoofde van de WWB van deze verplichting was vrijgesteld, van schending van de sollicitatieplicht gedurende de schuldsaneringsregeling geen sprake is geweest;
- tot slot is [appellante] van mening dat de rechtbank, zo zij al tot het oordeel kon komen dat sprake was van een beperkte toerekenbare tekortkoming, in het licht van de hierboven geschetste omstandigheden, [appellante] in de gelegenheid had behoren te stellen de schuldsaneringsregeling alsnog tot een goed einde te brengen door bijvoorbeeld de regeling met een jaar te verlengen; in dit verband verwijst [appellante] naar een arrest van de Hoge Raad van 19 januari 2007, NJ 2007, 61.
3.3 De bewindvoerder heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat de contactambtenaren van de Dienst Inwonerszaken [B.] en [A.] tot op heden geen contact met haar hebben opgenomen en dat haar pas, nadat zij op eigen initiatief na afloop van de zitting bij de rechtbank van 6 februari 2007 contact had opgenomen met de Dienst Inwonerszaken, is gebleken dat [appellante] in het kader van haar arbeidsplicht in een traject voor moeilijk bemiddelbare personen was geplaatst. Uit de aantekeningen van de Dienst Inwonerszaken viel overigens niet op te maken dat [appellante] was vrijgesteld van haar sollicitatie- en arbeidsplicht, aldus de bewindvoerder.
3.4 Het hof is van oordeel dat [appellante], ook nadat haar door dit hof bij arrest van 24 oktober 2005 nog een laatste kans was geboden de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen, in gebreke is gebleven met de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende sollicitatieverplichting. [appellante] heeft immers gedurende het jaar 2006 alleen in de maand augustus aan deze verplichting voldaan, kort nadat zij hiertoe door de bewindvoerder was aangeschreven. Van haar stelling dat zij na augustus 2006 was vrijgesteld van haar sollicitatieplicht door de Dienst Inwonerszaken van de gemeente [woonplaats], heeft [appellante] ook in hoger beroep geen schriftelijk bewijs bijgebracht. Het hof kan daarom daarlaten in hoeverre zo’n vrijstelling in relatie tot de uitvoering van de schuldsaneringsregeling relevant zou (kunnen) zijn. Evenmin heeft [appellante] door middel van geneeskundige verklaringen bewijs bijgebracht van haar stelling dat zij wegens lichamelijke klachten in 2006 niet in staat was betaalde arbeid te verrichten.
3.5 Gelet op het vorenoverwogene is het hof van oordeel dat de [appellante] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Er is geen sprake van dat deze tekortkomingen wegens hun bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing dienen te blijven. De rechtbank heeft derhalve op goede gronden het verlenen van de schone lei geweigerd. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.
4 De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Arnhem van 15 februari 2007.
Dit arrest is gewezen door mrs. Röben, Van der Pol en Van der Weij en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 april 2007.