3.2 [appellante] kan zich met het vonnis van de rechtbank niet verenigen en bewist dat zij met betrekking tot haar sollicitatieverplichting toerekenbaar is tekortgeschoten. Zij stelt daartoe - kort samengevat en voor de beoordeling van het hoger beroep van belang - het volgende:
- [appellante] heeft de zorg voor haar 4 schoolgaande kinderen van respectievelijk 19, 17, 12 en 10 jaar oud alsmede voor een 17-jarig inwonend nichtje; haar echtgenoot verblijft en werkt in Engeland, waardoor onder andere het recht op kinderbijslag door de Sociale Verzekeringsbank is ingetrokken;
- in 2002 heeft [appellante] een ingrijpende oogoperatie ondergaan en in 2003 heeft een maag/darmoperatie plaatsgevonden, waarvan het herstel moeizaam verliep; [appellante] kon het gezin met moeite draaiende houden en wordt hiervoor begeleid door een maatschappelijk werker van Passade;
- sinds 10 december 2001 staat [appellante] als werkzoekende ingeschreven bij het CWI en bij diverse uitzendbureaus;
- in augustus 2006 ontving [appellante] van de Dienst Inwonerszaken van de gemeente [woonplaats] een uitnodiging voor een gesprek in verband met een heronderzoek van de WWB-uitkering, waarbij onder meer aan de orde kwam de vraag waarom het [appellante], ondanks alle sollicitaties, niet lukte betaald werk te krijgen.
- tijdens dit gesprek kwam men tot de conclusie dat [appellante] om twee redenen beperkt inzetbaar was: op de eerste plaats vanwege haar medische beperkingen en op de tweede plaats vanwege het feit dat zij nauwelijks Nederlands sprak;
- de desbetreffende contactambtenaar gaf aan dat [appellante] niet langer behoefde te solliciteren maar een cursus Nederlands en andere opleidingen zou moeten volgen, waarna de Dienst Inwonerszaken [appellante] zou gaan bemiddelen bij het zoeken naar betaalde arbeid; deze ambtenaar zou de bewindvoerder hiervan op de hoogte stellen;
- na afloop van dit gesprek heeft in oktober en december 2006 overleg plaatsgevonden met [A.] en [B.] van de Dienst Inwonerszaken en is [appellante] aangemeld voor een “duaal voortraject werk”, waarvoor zij in januari 2007 enkele toetsen (Nederlands) lezen, luisteren, schrijven en spreken heeft moeten afleggen;
- nadat zij deze toetsen met goed gevolg had afgesloten, is [appellante] na gesprekken met de Dienst Inwonerszaken sinds 31 januari 2007 een opleiding bij Agens gaan volgen, die sinds 26 februari 2007 drie dagen per week in beslag neemt;
- de Dienst Inwonerszaken heeft met de bewindvoerder contact onderhouden, waarbij onder meer is afgesproken dat [appellante] geen verdere “zinloze” sollicitaties meer behoefde te verrichten en dat de vrijstelling van de sollicitatieplicht ook gold voor de schuldsaneringsregeling;
- omdat er bij de behandeling bij de rechtbank geen tolk aanwezig was, kon [appellante] zeer slecht uit haar woorden komen en stond zij na afloop met een onaangedaan gevoel weer buiten;
- de rechtbank heeft in haar vonnis een onjuiste betekenis toegekend aan artikel 354 leden 1 en 2 van de Faillissementswet; er is geen sprake van een toerekenbare tekortkoming en zo hiervan wel sprake is, dan is deze tekortkoming zodanig gering dat deze buiten beschouwing behoort te blijven;
- anders dan de rechtbank heeft aangenomen, is [appellante] van mening dat de Tweede Kamer, in casu de Vaste Commissie voor Justitie, nog steeds uitgaat van het gelijkstellen van de sollicitatieplicht uit hoofde van de Wet Werk- en Bijstand (WWB) aan de sollicitatieplicht uit hoofde van de schuldsaneringsregeling, zodat, nu [appellante] uit hoofde van de WWB van deze verplichting was vrijgesteld, van schending van de sollicitatieplicht gedurende de schuldsaneringsregeling geen sprake is geweest;
- tot slot is [appellante] van mening dat de rechtbank, zo zij al tot het oordeel kon komen dat sprake was van een beperkte toerekenbare tekortkoming, in het licht van de hierboven geschetste omstandigheden, [appellante] in de gelegenheid had behoren te stellen de schuldsaneringsregeling alsnog tot een goed einde te brengen door bijvoorbeeld de regeling met een jaar te verlengen; in dit verband verwijst [appellante] naar een arrest van de Hoge Raad van 19 januari 2007, NJ 2007, 61.