3 juli 2007
Familiekamer
Rekestnummer 231/2007
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker, verder te noemen “de man”,
procureur mr. H. van Ravenhorst,
[verweerster],
wonende op een geheim adres,
verweerster, verder te noemen “de vrouw”,
procureur mr. P.A.Ch. de Vries.
1 Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Almelo van 29 november 2006, uitgesproken onder zaaknummer 81916 / FA RK 06-774.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 20 februari 2007, is de man in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. De man verzoekt het hof die beschikking te vernietigen, voor zover hij daarin is veroordeeld tot betaling van de kosten van de procedure in eerste aanleg en, in zoverre opnieuw beschikkende, de proceskosten tussen partijen in eerste aanleg te compenseren.
2.2 Bij verweerschrift, ingekomen per fax ter griffie van het hof op 2 april 2007, heeft de vrouw het verzoek in hoger beroep van de man bestreden. De vrouw verzoekt het hof de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, dan wel dat verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van de man in de kosten van hoger beroep.
2.3 De mondelinge behandeling heeft op 7 juni 2007 plaatsgevonden. De man is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. R. el Boundati, advocaat te Haaksbergen. Namens de vrouw is mr. J.E. Struijk, advocaat te Wierden, verschenen.
3.1 Partijen zijn op 14 november 1997 met elkaar gehuwd. Bij beschikking van 3 februari 1999 heeft de rechtbank Almelo echtscheiding tussen hen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 23 februari 1999 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2 Partijen zijn de ouders van [het kind], die op [geboortedatum] 1997 is geboren. De man heeft [het kind] erkend.
3.3 Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank Almelo op 2 november 2006, heeft de vrouw met betrekking tot [het kind] verzocht om een verklaring voor vervangende toestemming voor afgifte van een reisdocument als bedoeld in artikel 34 lid 2 van de Paspoortwet (hierna te noemen “Ppw”). De man is niet ter zitting verschenen.
3.4 Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw toegewezen en de man veroordeeld in de kosten van die procedure, tot op die uitspraak aan de zijde van de vrouw begroot op € 248,- aan verschotten en € 904,- aan salaris van de procureur, waarvan te voldoen aan de griffier van de rechtbank € 186,- wegens in debet gesteld griffierecht, € 904,- wegens salaris van de procureur en aan de procureur van de vrouw € 62,- wegens niet in debet gesteld griffierecht.
3.5 Bij beschikking van 24 april 2007 heeft dit hof de beschikking van de rechtbank Almelo van 11 oktober 2006, waarbij het verzoek van de vrouw om voortaan alleen met het gezag over [het kind] te worden belast is afgewezen, vernietigd en, uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw alleen met het gezag over [het kind] belast.
4 De motivering van de beslissing
4.1 In geschil is uitsluitend de beslissing van de kinderrechter om de man in de proceskosten te veroordelen. De kinderrechter heeft aan die beslissing ten grondslag gelegd dat de man zonder gegrond te achten reden instemming aan afgifte van een reisdocument heeft onthouden.
4.2 Ingevolge artikel 278 lid 3 Rv wordt het verzoekschrift ondertekend door een procureur, tenzij indiening bij de kantonrechter plaatsvindt of ingevolge bijzondere wettelijke bepaling niet door een procureur behoeft te geschieden. Dit laatste doet zich hier voor, omdat artikel 38 Ppw de toepassing van genoemd artikellid uitsluit. Niettegenstaande dit feit is het hof van oordeel dat de vrouw voldoende omstandigheden heeft gesteld op basis waarvan zij in redelijkheid heeft kunnen besluiten een advocaat in te schakelen om namens haar een verzoek in te dienen en om in hoger beroep verweer te voeren. Zij heeft ook een advocaat toegevoegd gekregen. De beslissing van de kinderrechter om de man in de kosten van de eerste aanleg te veroordelen en de grond hiervoor acht het hof terecht, zodat het hof de bestreden beschikking ten aanzien van dit onderdeel zal bekrachtigen.
4.3 Nu de man in hoger beroep heeft aangegeven dat zijn weigering om in te stemmen met de afgifte van een reisdocument louter op emotionele gronden berust en hij de vrouw nodeloos in rechte heeft betrokken, acht het hof termen aanwezig om de man als de in het ongelijk gestelde partij ook in de kosten van het hoger beroep te veroordelen.
Met de vrouw is het hof van oordeel dat de stelling van de man dat zijn financiële positie betaling van de proceskosten niet toelaat, geen reden is om anders te beslissen.
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Almelo van 29 november 2006, voor zover aan zijn oordeel onderworpen;
veroordeelt de man in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de vrouw begroot op € 2.039,-, waarvan te voldoen aan de griffier van het gerechtshof (bankrekeningnummer 1923.25.752 ten name van DS 533 Arrondissement Arnhem, postbus 9030, EM Arnhem, onder vermelding van het rekestnummer en de namen van partijen) € 1.976,25, te weten € 188,25 wegens in debet gesteld griffierecht, € 1.788,- (tarief II, 2 punten) wegens salaris van de procureur en het restant van € 62,75 aan de procureur van de vrouw wegens haar eigen aandeel in het griffierecht;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Gelder, Mens en Van den Dungen en is op 3 juli 2007 uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.