ECLI:NL:GHARN:2007:BB1614
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- H.G.W. Stikkelbroeck
- P.C. Vegter
- P.R. Wery
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot achterwege blijven van vervroegde invrijheidstelling na vrijspraak van nieuwe strafbare feiten
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 18 juli 2007 uitspraak gedaan over de vordering van de advocaat-generaal te Den Haag, die strekte tot het achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling van de veroordeelde. De vordering was gebaseerd op de veronderstelling dat de veroordeelde zich na de aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf zeer ernstig had misdragen, zoals bedoeld in artikel 15a, eerste lid aanhef en sub c van het Wetboek van Strafrecht. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot gevangenisstraffen van twaalf en vier jaren, maar was op 12 april 2007 vrijgesproken van nieuwe strafbare feiten door het gerechtshof 's-Gravenhage. Deze vrijspraak was onherroepelijk geworden, omdat het openbaar ministerie het beroep in cassatie had ingetrokken.
Het hof oordeelde dat, gezien de vrijspraak van de nieuwe strafbare feiten en het standpunt van de advocaat-generaal, er onvoldoende grondslag was om de vordering tot het achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling te honoreren. De rechtbank had eerder vastgesteld dat de veroordeelde op 17 november 2004 was aangehouden in verband met nieuwe strafbare feiten, waaronder het leidinggeven aan een criminele organisatie die zich bezighield met drugshandel. Echter, de onherroepelijke vrijspraak betekende dat er geen basis meer was voor de vordering van de advocaat-generaal.
Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal dan ook afgewezen, en daarmee de weg vrijgemaakt voor de vervroegde invrijheidstelling van de veroordeelde. De beslissing van het hof is genomen in het kader van de wet op de rechterlijke organisatie, waarbij het hof de relevante wetsartikelen, zoals artikel 15a, 15b en 15c van het Wetboek van Strafrecht, in acht heeft genomen.