ECLI:NL:GHARN:2007:BB2835

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
4 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
TBS 2007\160
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Stikkelbroeck
  • mrs. Verheugt
  • mrs. Van der Herberg
  • dr. Schudel
  • dr. Van Kordelaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging terbeschikkingstelling na beoordeling van recidivegevaar en deskundigenadviezen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 4 september 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 3 mei 2007, die de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling had afgewezen. Het hof heeft geoordeeld dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen geen verlenging van de terbeschikkingstelling meer eist. De reclassering heeft geconcludeerd dat de maatregel in de huidige vorm niet uitvoerbaar is, mede door de houding van de terbeschikkinggestelde. Deskundigen Blansjaar en Zwegers hebben aangegeven dat verlenging van de maatregel niet noodzakelijk is, ondanks de aanwezigheid van een persoonlijkheidsstoornis. Zij hebben vastgesteld dat de kans op recidive sterk is afgenomen door de huidige sociale omstandigheden van de betrokkene. Forensisch psychiatrische behandeling zou niet wezenlijk bijdragen aan een verdere verlaging van het recidivegevaar.

Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd op basis van artikel 509t, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, omdat de rechtbank niet binnen twee maanden na het indienen van de verlengingsvordering haar beslissing heeft genomen. Het hof heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen en geoordeeld dat het delictgevaar thans is gereduceerd tot een aanvaardbaar niveau, waardoor er onvoldoende grond is voor verlenging van de terbeschikkingstelling. De beslissing is openbaar uitgesproken en de raden waren niet in staat deze mede te ondertekenen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
TBS 2007\160
Beslissing d.d. 4 september 2007
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende [woonplaats].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te Rotterdam van 3 mei 2007, houdende afwijzing van de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling.
Overwegingen:
Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen, gelet op artikel 509t, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, aangezien de rechtbank niet binnen twee maanden na het indienen van de verlengingsvordering van de officier van justitie haar beslissing heeft genomen en daar het hof recht doet mede op grond van nieuwe stukken en hetgeen de getuige-deskundige ter terechtzitting heeft verklaard.
In het bijzonder gelet op de advisering is het hof, anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen niet langer verlenging van de terbeschikkingstelling eist, dat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen en dat de terbeschikkingstelling dient te worden beëindigd.
De reclassering heeft geconcludeerd dat de maatregel in de huidige vorm niet uitvoerbaar is, mede door de houding van betrokkene. De deskundigen Blansjaar en Zwegers zijn van oordeel dat verlenging van de maatregel niet noodzakelijk is. Hoewel er nog steeds sprake is van een persoonlijkheidsstoornis, is in hun visie de kans op recidive sterk afgenomen, met name door de huidige sociale omstandigheden van betrokkene. Er is geen sprake meer van recidivegevaar dat vraagt om interventie. Forensisch psychiatrische behandeling zou niet wezenlijk bijdragen aan verdere verlaging van het recidivegevaar.
Gelet op het bovenstaande acht het hof het delictgevaar thans gereduceerd tot een zodanig aanvaardbaar niveau dat voor verlenging onvoldoende grond is. Het hof is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen.
Beslissing:
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank te Rotterdam van 3 mei 2007 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde.
Wijst af de vordering van de officier van justitie.
Aldus gedaan door
mr Stikkelbroeck als voorzitter,
mrs Verheugt en Van der Herberg als raadsheren,
en dr Schudel en dr Van Kordelaar als raden,
in tegenwoordigheid van mr Jansen als griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2007.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.