ECLI:NL:GHARN:2007:BB4546

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
1 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
TBS 2007\087
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Stikkelbroeck
  • mr. Bartelds
  • mr. Rutgers van der Loeff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling na opzettelijk brand stichten met gemeen gevaar voor goederen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 1 oktober 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank te Leeuwarden van 6 februari 2007, die de terbeschikkingstelling van de betrokkene met twee jaar had verlengd. De terbeschikkingstelling was opgelegd wegens opzettelijk brand stichten en poging daartoe, waarbij gemeen gevaar voor goederen bestond. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van een misdrijf dat gericht was tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, waardoor een verlenging van de terbeschikkingstelling op basis van artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht niet mogelijk was. De totale duur van de terbeschikkingstelling mag niet langer zijn dan vier jaar, en de betrokkene was op dat moment al drie jaar ter beschikking gesteld.

Het hof vernietigde de beslissing van de rechtbank en kwam tot de conclusie dat, hoewel er geen grond was voor een langere verlenging, de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen een verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar vereiste. Dit oordeel was gebaseerd op de ernstige persoonlijkheidsproblematiek van de betrokkene en het nog aanwezige delictgevaar. Het hof benadrukte het belang van een gestructureerd resocialisatietraject voor de betrokkene, dat in de kliniek moest worden doorlopen. De beslissing werd genomen door mr. Stikkelbroeck als voorzitter, met mr. Bartelds en mr. Rutgers van der Loeff als raadsheren, en werd openbaar uitgesproken op 1 oktober 2007.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
TBS 2007\087
Beslissing d.d. 1 oktober 2007
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[Terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [verblijfplaats].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te Leeuwarden van 6 februari 2007, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Overwegingen:
• Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen, daar het tot een andere beslissing komt en het hof recht doet mede op grond van nieuwe stukken.
• Het hof is van oordeel dat in casu van een spoedige behandeling van het beroep in de zin van artikel 5, vierde lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden geen sprake is geweest. Immers is het beroep zeven maanden na het instellen van het hoger beroep behandeld. In de voorliggende zaak oordeelt het hof dat de beslissing om een verdragsrechtelijke schending aan te nemen in zichzelf voldoende bevrediging van het geschonden rechtsgevoel inhoudt.
• De maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en poging tot opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is. Het hof is derhalve, anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat er in casu geen sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, waardoor verlenging van de terbeschikkingstelling mogelijk is. Dientengevolge is artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van toepassing en mag de totale duur van de maatregel van de terbeschikkingstelling niet een periode van vier jaar te boven gaan. De terbeschikkingstelling van betrokkene is ingegaan op 5 maart 2004 en loopt dus thans drie jaren. De maatregel kan derhalve maximaal met een termijn van een jaar worden verlengd.
• In het bijzonder gelet op de advisering is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist als in de hierna te vermelden beslissing vervat. Uit het verlengingsadvies volgt dat bij betrokkene sprake is van een ernstige persoonlijkheidsproblematiek. Gelet op het thans nog aanwezige delictgevaar en het gegeven dat betrokkene nog gedurende langere tijd structuur, zorg en begeleiding nodig heeft, is het hof van oordeel dat een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar geïndiceerd is. Het hof acht het van belang dat de kliniek de nog beschikbare tijd met voortvarendheid benut om met betrokkene het resocialisatietraject te doorlopen.
Beslissing:
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank te Leeuwarden van 6 februari 2007 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde .
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Aldus gedaan door
mr Stikkelbroeck als voorzitter,
mrs Bartelds en Rutgers van der Loeff als raadsheren,
en drs van Weers en dr Raes als raden,
in tegenwoordigheid van mr Jansen als griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2007.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.