ECLI:NL:GHARN:2007:BB4802

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
13 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2007/826
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens gegronde vrees voor niet-nakoming van verplichtingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 13 september 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van [appellante] tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. [Appellante] was gehuwd met [echtgenoot], die eerder onder de schuldsaneringsregeling was geplaatst. De rechtbank Zutphen had op 4 juli 2007 het verzoek van [appellante] om schuldsanering afgewezen, omdat [echtgenoot] toerekenbaar tekort was geschoten in zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. Het hof heeft vastgesteld dat [echtgenoot] nieuwe schulden heeft laten ontstaan tijdens de schuldsaneringsregeling, wat leidde tot de conclusie dat hij niet in aanmerking kwam voor de 'schone lei'.

Het hof oordeelde dat er gegronde vrees bestond dat [appellante] de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren zou nakomen, gezien de financiële situatie van het gezin. [Appellante] had een schuldenlast van bijna € 9.900,-, waaronder een huurschuld en een schuld aan Kesteren Incassodiensten B.V. Het hof concludeerde dat, gezien de omstandigheden, het verzoek van [appellante] om toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling moest worden afgewezen.

De mondelinge behandeling vond plaats op 6 september 2007, waarbij zowel [appellante] als [echtgenoot] aanwezig waren. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank Zutphen, omdat er onvoldoende bijzondere omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. Het arrest werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

13 september 2007
eerste civiele kamer
rekestnummer 2007/826
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Arrest
in de zaak van:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
procureur: mr. A.Th.L. van der Meulen.
1 Het geding in eerste aanleg
1.1 Bij vonnis van de rechtbank Zutphen van 4 juli 2007 is het verzoek van appellante (hierna te noemen: [appellante]) tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen.
1.2 Het hof verwijst naar voornoemd vonnis, dat in fotokopie aan dit arrest is gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij ter griffie van het hof op 10 juli 2007 per fax en op 12 juli 2007 per gewone post ingekomen verzoekschrift is [appellante] in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis en heeft zij het hof verzocht dat vonnis te vernietigen en alsnog het verzoek om toepassing van de schuldsaneringsregeling toe te wijzen.
2.2 Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de daarbij behorende stukken, alsmede van de brief van 22 augustus 2007 met bijlagen van de procureur van [appellante].
2.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 september 2007, waarbij [appellante], vergezeld door haar echtgenoot [echtgenoot] (verder te noemen “[echtgenoot]”), is verschenen in persoon, bijgestaan door mr. R.A. Scherpenhuysen, advocaat te Harderwijk. Tevens is gehoord R.W. Piepers, bewindvoerder in de gelijktijdig met de onderhavige zaak behandelde zaak van [echtgenoot].
3 De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 [appellante] is op 15 mei 2003 op huwelijkse voorwaarden gehuwd met [echtgenoot].
Bij vonnis van de rechtbank Zutphen van 20 juli 2004 is ten aanzien van [echtgenoot] de definitieve toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken.
Bij vonnis van 4 juli 2007 heeft de rechtbank Zutphen vastgesteld dat [echtgenoot] toerekenbaar in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten en is de toepassing van de schuldsaneringsregeling van [echtgenoot] beëindigd zonder dat daarbij de zogenaamde schone lei is verstrekt.
3.2 De rechtbank heeft het verzoek van [appellante] om te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling afgewezen. Daarbij overwoog de rechtbank dat hoewel [appellante] in ieder geval sinds 20 juli 2004 bekend is met de op [echtgenoot] van toepassing zijnde schuldsaneringsregeling en de daaruit voortvloeiende verplichtingen en de financiële gevolgen, zij bijna drie jaar heeft gewacht om maatregelen te nemen of de bewindvoerder van [echtgenoot] in te lichten dat er nieuwe huishoudelijke schulden ontstonden.
3.3 De totale schuldenlast van [appellante] -merendeels bestaande uit huishoudelijke kosten- bedraagt bijna € 9.900,-, waaronder een huurschuld aan de Centrale Woningstichting van (thans) € 1.864,67 en een schuld aan Kesteren Incassodiensten B.V. (ziektekosten) van € 3.238,64. Voor deze schulden zijn zowel [appellante] als haar echtgenoot [echtgenoot] aansprakelijk.
Bij arrest van heden heeft het hof het voornoemde vonnis van de rechtbank van 4 juli 2007 ten aanzien van [echtgenoot] bekrachtigd en daarin onder meer overwogen dat nu [echtgenoot] gedurende de schuldsaneringsregeling nieuwe bovenmatige schulden heeft laten ontstaan, waaronder het tweetal met name genoemde schulden, hij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, zodat hem terecht de schone lei is geweigerd. Hiervan uitgaande, is het hof van oordeel dat het verzoek van [appellante] om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling moet worden afgewezen, omdat bij gelijkblijvende omstandigheden -[echtgenoot] is alleenverdiener en [appellante] is, nu hun jongste kind onlangs naar de kinderopvang is gegaan, naar eigen zeggen werkzoekende- gegronde vrees bestaat dat [appellante], gelet op het onder 3.2 overwogene, de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet, althans niet naar behoren, zal nakomen.
3.4 Alles overziende is het hof van oordeel dat het hoger beroep faalt. Van bijzondere
omstandigheden op grond waarvan het verzoek desondanks zou moeten worden toegewezen, is onvoldoende gebleken. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.
4 De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Zutphen van 4 juli 2007.
Dit arrest is gewezen door mrs. Mannoury, Smeeïng-van Hees en Van der Kwaak en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 september 2007.