ECLI:NL:GHARN:2007:BB5104

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
26 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Avnr 000800-07
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G.W. Stikkelbroeck
  • E.P.R. Sutorius
  • J.M.I.W. Bartelds
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding voor vrijheidsbeneming en kosten van verzoekschrift

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 26 september 2007 uitspraak gedaan over een verzoekschrift dat op 31 juli 2007 was ingediend door mr. E.A.C. Sandberg, advocaat te Vorden. Het verzoek strekte tot toekenning van een schadevergoeding op basis van artikel 15d van het Wetboek van Strafrecht voor de schade die de verzoeker heeft geleden als gevolg van vrijheidsbeneming. De verzoeker had in detentie gezeten van 8 februari 2007 tot 20 juli 2007, in totaal 163 dagen, in het kader van een vordering tot het achterwege blijven van vervroegde invrijheidstelling. Het hof heeft op 12 september 2007 de vordering van de officier van justitie tot het achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling afgewezen, waardoor het verzoekschrift ontvankelijk werd verklaard.

De advocaat-generaal heeft ter zitting geconcludeerd dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor het toekennen van een schadevergoeding. Het hof heeft vastgesteld dat de verzoeker recht heeft op een vergoeding van € 70,= per dag voor de 163 dagen in detentie, wat resulteert in een totaalbedrag van € 11.410,=. Daarnaast is er een vergoeding van € 540,= toegewezen voor de kosten van het indienen en behandelen van het verzoekschrift. Het hof heeft de totale schadevergoeding vastgesteld op € 11.950,=, dat door de griffier moet worden overgemaakt op een door de veroordeelde op te geven rekeningnummer.

De beslissing is genomen door de voorzitter mr. H.G.W. Stikkelbroeck en de raadsheren mrs. E.P.R. Sutorius en J.M.I.W. Bartelds, in aanwezigheid van griffier mr. N.M.H. van Ek. De uitspraak is gedaan in openbare terechtzitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
VI 2/06
Avnr: 000800-07
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het op 31 juli 2007 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift van:
[naam veroordeelde],
hierna te noemen veroordeelde,
ingediend door mr E.A.C. Sandberg, advocaat te Vorden, strekkende tot toekenning van een vergoeding ex artikel 15d van het Wetboek van Strafrecht voor de schade die verzoeker heeft geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming, ondergaan uit hoofde van het tweede lid van artikel 15b, alsmede een vergoeding voor de kosten voor het indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 12 september 2007 de advocaat-generaal en verzoeker, bijgestaan door mr E.A.C. Sandberg.
Het hof heeft kennis genomen van de overige zich in het procesdossier bevindende stukken, waaronder de conclusie van de advocaat-generaal, gedateerd 27 augustus 2007.
OVERWEGINGEN
1. Bij beslissing van het hof van 12 september 2007 is de vordering van de officier van justitie te Rotterdam, strekkende tot het achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling, afgewezen.
2. Het verzoekschrift is tijdig ingediend en is in zoverre ontvankelijk.
3. De advocaat-generaal heeft ter zitting geconcludeerd tot toekenning van een vergoeding voor de schade die verzoeker heeft geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming, ondergaan uit hoofde van het tweede lid van artikel 15b, tegen het gebruikelijke forfaitaire bedrag, alsmede een vergoeding voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift tegen het gebruikelijke forfaitaire bedrag.
4. De raadsman heeft gepersisteerd bij het verzoek, met dien verstande dat de totale vrijheidsbeneming van 8 februari 2007 tot en met 20 juli 2007, totaal 163 dagen, heeft geduurd.
5. De rechter kan in het geval waarin het hof een vordering geheel of gedeeltelijk afwijst op de voet van het bepaalde in artikel 15d van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 90 van het Wetboek van Strafvordering, indien er gronden van billijkheid aanwezig zijn, een vergoeding toekennen aan de veroordeelde voor de schade die hij heeft geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming, ondergaan uit hoofde van het tweede lid van artikel 15b van het Wetboek van Strafrecht als in deze verzocht. Het hof acht gronden van billijkheid aanwezig voor toewijzing van het verzochte met inachtneming van het volgende.
6. Veroordeelde is op 8 februari 2007 in het kader van de vordering tot het achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling in detentie gehouden in de doorlopende tenuitvoerlegging van de voorheen opgelegde vrijheidsstraf. Op 20 juli 2007 is veroordeelde in vrijheid gesteld. Derhalve heeft veroordeelde 163 dagen in het kader van de aanhangige vordering in detentie doorgebracht.
7. Het hof ziet geen aanleiding om terzake de gestelde immateriële schade een hogere vergoeding toe te kennen dan de gebruikelijke. Het hof zal aan veroordeelde een vergoeding toekennen van € 70,= per dag in het kader van de aanhangige vordering in detentie doorgebracht. Aan hem kan derhalve worden toegekend:
- 163 dagen in detentie doorgebracht € 11.410,=
8. Met betrekking tot de vergoeding voor kosten verbonden aan de indiening en behandeling van dit verzoekschrift zal worden aangesloten bij de landelijke aanbeveling inzake verzoekschriften schadevergoeding en het gebruikelijke forfaitaire bedrag ad € 540,= (inclusief BTW) worden toegewezen. Het hof ziet geen aanleiding om een hogere vergoeding toe te kennen dan deze gebruikelijke forfaitaire vergoeding. Het verzoek is niet ingewikkelder of omvangrijker dan andere, soortgelijke verzoeken.
BESCHIKKENDE
Het hof:
- kent aan verzoeker toe op gronden als hiervoor omschreven een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van € 11.950,= (zegge: elfduizend negenhonderdvijftig euro) en gelast de tenuitvoerlegging daarvan;
- beveelt de griffier om bovenstaand bedrag over te maken op het nog nader door de veroordeelde op te geven giro- of bankrekeningnummer.
Aldus gewezen door:
mr H.G.W. Stikkelbroeck, voorzitter
mrs E.P.R. Sutorius en J.M.I.W. Bartelds, raadsheren
in tegenwoordigheid van mr N.M.H. van Ek, griffier
en op 26 september 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr Sutorius is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.