ECLI:NL:GHARN:2007:BB9322
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep kort geding
- M. Mollema
- A. Kuiper
- J. Breemhaar
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding inzake opheffing beslag en verdeling huwelijksgemeenschap
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 4 december 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep van een kort geding dat eerder door de rechtbank Zwolle-Lelystad was behandeld. De appellante, die in eerste aanleg eiseres was, had een vordering ingesteld tot opheffing van een beslag dat op haar goederen was gelegd. De geïntimeerde, die in eerste aanleg gedaagde was, stelde echter dat het beslag reeds op 27 september 2007 was opgeheven, waardoor de appellante geen belang meer had bij haar vordering. Het hof oordeelde dat de eerdere beslissing van de rechtbank, waarin de voormalige echtelijke woning aan de geïntimeerde was toegewezen, in de weg stond aan de toewijzing van de vordering van de appellante in kort geding.
De procedure in eerste aanleg betrof twee kort geding procedures, waarin de voorzieningenrechter op 6 augustus 2007 had beslist. De appellante had hoger beroep ingesteld tegen deze beslissingen. Het hof overwoog dat de voorzieningenrechter in kort geding zijn oordeel in beginsel moet afstemmen op dat van de bodemrechter, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen. Aangezien geen van de partijen zich op dergelijke omstandigheden had beroepen, volgde het hof het oordeel van de bodemrechter.
Het hof concludeerde dat de grief van de appellante geen doel trof en bekrachtigde het vonnis van de rechtbank. Tevens werd besloten dat de proceskosten in hoger beroep voor ieder der partijen voor eigen rekening kwamen, gezien de omstandigheden dat partijen gewezen echtelieden zijn. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtszekerheid en de afstemming tussen kort geding en bodemprocedures.