ECLI:NL:GHARN:2007:BB9639

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
18 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2007/981
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Smeeïng-van Hees
  • Mannoury
  • Van Osch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over toerekenbaarheid van tekortkomingen in informatieverplichting bij schuldsanering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van echtgenoten [appellant sub 1] en [appellante sub 2] tegen een vonnis van de rechtbank Almelo van 14 augustus 2007, waarin werd vastgesteld dat zij toerekenbaar tekortgeschoten waren in hun informatieverplichting tijdens de schuldsaneringsregeling. De rechtbank had de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd zonder het verlenen van de zogenaamde schone lei. De appellanten betwisten dat zij niet aan hun inlichtingenplicht hebben voldaan en voeren aan dat zij in contact hebben gestaan met hun bewindvoerder, die hen had verzekerd dat alles in orde was. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 oktober 2007 was de bewindvoerder echter afwezig, wat leidde tot onduidelijkheid over de toerekenbaarheid van de tekortkomingen van de appellanten. Het hof oordeelt dat, gezien de afwezigheid van de bewindvoerder en de onduidelijkheid die daaruit voortvloeit, de appellanten het voordeel van de twijfel moeten krijgen. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en stelt vast dat de appellanten niet toerekenbaar zijn tekortgeschoten in hun verplichtingen. De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal eindigen na het verbindend worden van de slotuitdelingslijst.

Uitspraak

18 oktober 2007
eerste civiele kamer
rekestnummer 2007/981
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Arrest
in de zaak van:
[appellant sub 1] en
[appellante sub 2],
echtgenoten,
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
procureur: mr. P.A.C. de Vries.
1 Het geding in eerste aanleg
1.1 Bij vonnissen van de rechtbank Almelo van 3 augustus 2004 is ten aanzien van appellanten (hierna te noemen: [appellanten]) de definitieve toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken. Hierbij is tot rechter-commissaris benoemd mr. A.A.A.M. Schreuder en tot bewindvoerder O.E. Willemsen.
1.2 Bij vonnis van de rechtbank Almelo van 14 augustus 2007 is vastgesteld dat [appellanten] in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen toerekenbaar zijn tekortgeschoten. De rechtbank heeft hiermee de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd zonder dat daarbij de zogenaamde schone lei is verstrekt.
1.3 Het hof verwijst naar laatstgenoemd vonnis, dat in fotokopie aan dit arrest is gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij ter griffie van het hof op 21 augustus 2007 ingekomen verzoekschrift zijn [appellanten] in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis van 14 augustus 2007 en hebben zij het hof verzocht dat vonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, alsnog aan hen de zogenoemde schone lei te verlenen.
2.2 Het hof heeft kennisgenomen van de bij het verzoekschrift behorende stukken, alsmede van de brief met bijlagen van 19 september 2007 van de bewindvoerder en de brief met bijlagen van 1 oktober 2007 van de procureur van [appellanten].
2.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2007, waarbij [appellanten] in persoon zijn verschenen, bijgestaan door mr. M.M.J.P. Michiels, advocaat te Wierden. De bewindvoerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
3 De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 De rechtbank heeft [appellanten] de schone lei onthouden omdat zij, kort gezegd, zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun inlichtingenplicht en dat dit tekortschieten aan hen moet worden toegerekend. Daartoe overwoog de rechtbank dat [appellanten] mogelijk vanaf 13 augustus 2006, te weten het moment van overlijden van de oom van [appellant sub 1], [A.], maar in ieder geval na ontvangst van de stukken van de notaris in november 2006, op de hoogte moeten zijn geweest van de nalatenschap waartoe [appellant sub 1] gerechtigd was, maar dat zij van dit feit geen enkele mededeling aan de bewindvoerder hebben gedaan.
3.2 [appellanten] betwisten dat zij niet aan hun inlichtingenplicht hebben voldaan. Daartoe voeren zij het volgende aan.
Naar aanleiding van de aan [appellant sub 1] gerichte brief met bijlagen van 1 november 2006 van de notaris hebben zij direct contact opgenomen met de bewindvoerder. Tijdens dat gesprek heeft de bewindvoerder toegezegd dat zij alles voor hen zou regelen. [appellanten], die op verzoek van de bewindvoerder de brief aan haar hebben toegezonden, zoals zij ter zitting hebben verklaard, zijn er toen van uitgegaan dat de bewindvoerder haar toezegging gestand zou doen en hebben verder geen actie meer ondernomen.
Omdat een reactie op de brief van 1 november 2006 uitbleef, is van de zijde van het notariskantoor contact opgenomen met [appellanten]. Daarbij is aan hen gevraagd waarom zij tot dusver nog niet hebben gereageerd. [appellanten] hebben daarop geantwoord dat de bewindvoerder zich met deze kwestie bezig hield.
Kort voor de beëindigingszitting bij de rechtbank hebben [appellanten] nog contact gehad met een collega van de bewindvoerder, mevrouw [...]. Laatstgenoemde heeft hen bij die gelegenheid te verstaan gegeven dat alles in orde was en dat het bijwonen van de zitting bij de rechtbank niet nodig was.
3.3 Het hof dient te beoordelen of, zoals de rechtbank heeft beslist, [appellanten] tijdens de looptijd van de schuldsaneringsregeling toerekenbaar zijn tekort-geschoten in de nakoming van hun informatieverplichting door de voor het verloop van de schuldsaneringsregeling relevante informatie over de nalatenschap niet (tijdig) te verstrekken. Tijdens de mondelinge behandeling is het hof gebleken dat, mede door de afwezigheid van de bewindvoerder, ten aanzien van het antwoord op deze vraag nog steeds geen duidelijkheid bestaat. Gelet hierop is het hof van oordeel dat aan [appellanten] het voordeel van de twijfel moet worden gegeven. Het hoger beroep slaagt derhalve. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd.
4 De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Almelo van 14 augustus 2007 en, opnieuw recht doende:
stelt vast dat [appellanten] niet toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen;
verstaat dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling zal eindigen na het verbindend worden van de slotuitdelingslijst.
Dit arrest is gewezen door mrs. Smeeïng-van Hees, Mannoury en Van Osch en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 oktober 2007.