ECLI:NL:GHARN:2007:BC2776
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- M. Ter Veer
- W. Wefers Bettink
- A. van Gelder
- Rechtspraak.nl
Huwelijkse voorwaarden en inkomen uit arbeid in relatie tot WUBO-uitkeringen
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 4 december 2007, staat de vraag centraal of een uitkering op grond van de Wet Uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (WUBO) moet worden aangemerkt als inkomen in de zin van de huwelijkse voorwaarden van partijen. De man, verzoeker in hoger beroep, ontvangt een AOW-uitkering en een WUBO-toeslag, en is van mening dat deze uitkeringen niet onder het begrip inkomen uit arbeid vallen zoals vastgelegd in de huwelijkse voorwaarden. De vrouw, verweerster, is van mening dat deze uitkeringen wel als inkomen moeten worden beschouwd.
De huwelijkse voorwaarden, opgesteld op 24 juni 1997, bevatten bepalingen over de kosten van de gemeenschappelijke huishouding en de definitie van netto-inkomsten uit arbeid. Het hof oordeelt dat de uitleg van het begrip inkomen uit arbeid moet plaatsvinden aan de hand van het Haviltex-criterium, waarbij gekeken wordt naar de redelijke verwachtingen van partijen bij het opstellen van de huwelijkse voorwaarden. Het hof concludeert dat er geen bewijs is dat partijen de WUBO-uitkeringen uitdrukkelijk hebben uitgesloten van het begrip inkomen uit arbeid.
Het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank Almelo, waarin werd geoordeeld dat de WUBO-uitkering van de man moet worden meegenomen bij de bepaling van de kosten van de huishouding. De zaak wordt terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling van de verrekening op basis van de huwelijkse voorwaarden. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, aangezien partijen gewezen echtgenoten zijn.