ECLI:NL:GHARN:2007:BC2978

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
6 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2006/1037
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • F. Fokker
  • A. Knottnerus
  • M. Prakke-Nieuwenhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrechtelijke geschil over de beëindiging van de huurovereenkomst en ontruiming

In deze zaak gaat het om een huurrechtelijk geschil tussen de stichting Woningstichting De Goede Woning en [geïntimeerde]. De Goede Woning heeft de huurovereenkomst met [geïntimeerde] opgezegd per 1 augustus 2005, omdat zij de woning dringend nodig had voor eigen gebruik, namelijk renovatie. [geïntimeerde] heeft echter niet ingestemd met de beëindiging van de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft in een eerdere uitspraak de vordering van De Goede Woning afgewezen, omdat hij van mening was dat [geïntimeerde] geen belang had bij de vordering, aangezien hij had geoordeeld dat de grond achter de woning geen deel uitmaakte van de huurovereenkomst.

In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof oordeelt dat de kantonrechter ten onrechte de vordering heeft afgewezen. Het hof stelt vast dat beide partijen het erover eens zijn dat De Goede Woning de vordering niet voorwaardelijk heeft ingesteld. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vordering van De Goede Woning toe. Het hof bepaalt dat de huurovereenkomst met [geïntimeerde] per direct eindigt en veroordeelt [geïntimeerde] om de woning met toebehoren te ontruimen binnen een maand na betekening van het arrest. Tevens wordt [geïntimeerde] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op een totaal van € 1.938,47, inclusief kosten in eerste aanleg en hoger beroep. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

6 november 2007
vijfde civiele kamer
rolnummer 2006/1037
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Arrest
in de zaak van:
de stichting Woningstichting De Goede Woning
gevestigd te Apeldoorn,
appellante,
procureur: mr. H. van Ravenhorst,
tegen:
[geïntimeerde]
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
procureur mr. F.J. Boom
1 De voortzetting van het geding in hoger beroep
Het hof verwijst naar het tussenarrest van 29 mei 2007, waarbij hij het arrest heeft aangehouden totdat in de zaak onder rolnummer 2006/1063 arrest wordt gewezen. In die zaak is vandaag eveneens arrest gewezen.
2 De verdere beoordeling van het hoger beroep.
2.1 Tussen partijen staat het volgende vast.
De Goede Woning verhuurt sinds 1976 aan [geïntimeerde] de bovengenoemde woning. Zij heeft de huurovereenkomst aan [geïntimeerde] opgezegd tegen 1 augustus 2005 op de grond dat zij het gehuurde dringend nodig heeft voor eigen gebruik, te weten renovatie van de woning, die zonder beëindiging van de huur niet mogelijk is, terwijl [geïntimeerde] elders passende woonruimte kan verkrijgen. [geïntimeerde] heeft laten weten niet toe te stemmen in beëindiging van de huurovereenkomst.
2.2 De Goede Woning baseert haar vordering op artikel 7:272 lid 2 BW.
2.3 [geïntimeerde] voert als enig verweer aan dat de huurovereenkomst van de woning één geheel vormt met de huur van een aangrenzend stuk grond achter de woning. Dit verweer heeft de kantonrechter verworpen in een tweede vonnis tussen partijen van dezelfde datum. De kantonrechter heeft vervolgens de vordering afgewezen en [geïntimeerde] veroordeeld in de kosten, op grond dat [geïntimeerde] de vordering heeft ingesteld voor het geval in rechte mocht worden geoordeeld dat het perceel grond achter de woning deel uitmaakt van de huurovereenkomst van de woning. De kantonrechter overwoog dat, nu hij had beslist dat de grond geen deel uitmaakt van die huurovereenkomst, [geïntimeerde] geen belang bij de vordering had.
2.4 Beide partijen zijn het erover eens dat De Goede Woning de vordering niet voorwaardelijk heeft ingesteld, anders dan de kantonrechter heeft overwogen.
Het hof is van oordeel dat de kantonrechter, nu deze het standpunt van [geïntimeerde] dat de grond deel uitmaakt van de huur van de woning had verworpen, de vordering, die overigens onbestreden is, had behoren toe te wijzen.
De daartegen gerichte grieven 1, 2 en 3 slagen.
2.5 Het zelfde geldt voor grief 4 betreffende de proceskostenveroordeling.
3 De beslissing
Het hof:
- vernietigt het bestreden vonnis;
- stelt als tijdstip waarop de huurovereenkomst aangaande de woning aan de [adres] tussen partijen zal eindigen vast: heden;
- veroordeelt [geïntimeerde] de woning met toebehoren aan de [adres] met al het zijne en de zijnen en met alle goederen te ontruimen, te verlaten en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van De Goede Woning te stellen binnen een maand na betekening van dit arrest, met machtiging van De Goede Woning die ontruiming op kosten van [geïntimeerde] zelf te doen uitvoeren met behulp van een deurwaarder en de sterke arm van politie en justitie;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten aan de zijde van De Goede Woning gevallen en tot deze uitspraak begroot op: € 1.938,47;
in eerste aanleg:
€ 276,- vastrecht, € 85,60 explootkosten en € 350,- salaris voor de gemachtigde;
in hoger beroep:
€ 84,87 explootkosten, € 248,- vastrecht, € 894,- salaris voor de procureur;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Fokker, Knottnerus en Prakke-Nieuwenhuizen en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 november 2007.