ECLI:NL:GHARN:2007:BC5473

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
18 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2006/900
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over arbeidsovereenkomst en ontslag tijdens proeftijd

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellante] tegen BeActive B.V. naar aanleiding van een tussenvonnis van de kantonrechter. De zaak betreft de arbeidsovereenkomst die op 1 april 2005 is gesloten, waarbij [appellante] als begeleider en administratief medewerker in dienst trad. De kantonrechter had in eerdere vonnissen geoordeeld dat de proeftijd rechtsgeldig was en dat BeActive niet in strijd had gehandeld met de verplichtingen als werkgever. [Appellante] heeft in haar memorie van grieven negen grieven aangevoerd, waarin zij betwist dat de kantonrechter correct heeft geoordeeld over de aard van haar werkzaamheden en de redenen voor haar ontslag. Ze stelt dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat haar werkzaamheden na 1 april 2005 wezenlijk anders waren dan daarvoor en dat BeActive niet had mogen vertrouwen op haar functioneren in de nieuwe rol. Het hof heeft besloten om een comparitie van partijen te houden om nadere inlichtingen te verkrijgen over de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst en de omstandigheden rondom het ontslag. De comparitie is gepland op 4 februari 2008. Het hof houdt verdere beslissingen aan totdat de comparitie heeft plaatsgevonden.

Uitspraak

18 december 2007
vijfde civiele kamer
rolnummer 2006/900
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Arrest
in de zaak van:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
procureur: mr P.A.C. de Vries,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BeActive B.V.,
gevestigd te Almere,
geïntimeerde,
procureur: mr F.J. Boom.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor de procedure in eerste aanleg wordt verwezen naar de inhoud van de vonnissen van 18 januari 2006 en 24 mei 2006 die de kantonrechter (rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Lelystad) tussen [appellante] als eiseres en BeActive als gedaagde heeft gewezen. Van die vonnissen is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 [appellante] heeft bij exploot van 17 augustus 2006, zoals hersteld bij exploot van 28 augustus 2006, BeActive aangezegd van het vonnis van 24 mei 2006 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van BeActive voor dit hof. Daarbij heeft zij gevorderd dat het hof dat vonnis zal vernietigen en opnieuw recht doende de vordering van [appellante] alsnog zal toewijzen in die zin dat BeActive wordt veroordeeld om aan [appellante] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de bedragen van € 42.696,04 bruto, € 7.324,34 bruto, € 14.405,43 bruto en € 1.113,47 netto, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente (het hof leest:) vanaf 10 juni 2005, en BeActive zal veroordelen in de kosten van het geding in eerste en in tweede aanleg, daaronder begrepen het salaris van de gemachtigde.
2.2 Bij memorie van grieven heeft [appellante] negen grieven tegen de vonnissen van 18 januari 2006 (hierna ook te noemen: het tussenvonnis) en 24 mei 2006 (verder ook te noemen: het eindvonnis) aangevoerd en toegelicht, heeft zij bewijs aangeboden en vier nieuwe producties in het geding gebracht. Zij heeft geconcludeerd tot persistit.
2.3 Bij memorie van antwoord heeft BeActive verweer gevoerd en heeft zij een nieuwe productie in het geding gebracht. Zij heeft geconcludeerd dat het hof het eindvonnis zal bevestigen, met veroordeling van [appellante] in de kosten van het hoger beroep.
2.4 Ten slotte hebben de partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
3 De grieven
[appellante] heeft de volgende grieven aangevoerd.
Grief I
Ten onrechte heeft de kantonrechter in het tussenvonnis overwogen:
“Uit hetgeen over en weer door partijen is gesteld is de kantonrechter niet gebleken dat vóór en na 1 april 2005 sprake is geweest van het door [appellante] verrichten van dezelfde werkzaamheden.”
Grief II
Ten onrechte heeft de kantonrechter in het tussenvonnis overwogen:
“Hieruit volgt dat de inhoud van haar functie na 1 april 2005 in overwegende mate bestond uit het verrichten van administratieve werkzaamheden. Dat volgens [appellante] slechts sprake is geweest van lichte administratieve werkzaamheden en dat van iemand met een HBO opleiding verondersteld mag worden daartoe in staat te zijn, laat onverlet dat sprake is van, ten opzichte van haar werk als begeleidster, nieuwe en andere werkzaamheden die andere vaardigheden of verantwoordelijkheden vereisen.”
Grief III
Ten onrechte heeft de kantonrechter in het tussenvonnis overwogen:
“[appellante] heeft ook niet betwist dat in de administratieve werkzaamheden, meer dan in de functie van begeleidster, in teamverband moest worden gewerkt.”
Grief IV
Ten onrechte heeft de kantonrechter in het tussenvonnis overwogen:
“Voorts is de kantonrechter gebleken dat niet alleen de aard van de werkzaamheden van [appellante] per 1 april 2005 is veranderd maar eveneens de omvang van de werkzaamheden.”
Grief V
Ten onrechte heeft de kantonrechter in het tussenvonnis overwogen:
“Hoewel Beactive niet heeft betwist dat [appellante] vóór 1 april 2005 haar werkzaamheden als weekendbegeleidster naar behoren heeft verricht, brengt dit niet met zich mee dat Beactive er zonder meer op hoefde te vertrouwen dat [appellante] ook in de qua aard en omvang gewijzigde functie evengoed zou voldoen. Nu een proeftijdbeding bedoeld is om partijen in de gelegenheid te stellen zich gedurende een beperkte periode proefondervindelijk op de hoogte te stellen van elkaars hoedanigheden en van de geschiktheid voor de uit te voeren werkzaamheden, was onder de hiervoor aangehaalde omstandigheden Beactive gerechtigd om in de arbeidsovereenkomst met [appellante] en met instemming van [appellante], een proeftijdbeding op te nemen.”
Grief VI
Ten onrechte heeft de kantonrechter in het tussenvonnis overwogen:
“Naar het oordeel van de kantonrechter is er geen sprake van slecht werkgeverschap van de zijde van Beactive nu [appellante] volgens de brief van 28 april 2005 is ontslagen om redenen die verband houden met haar functioneren.”
Grief VII
Ten onrechte heeft de kantonrechter in het eindvonnis overwogen:
“Naar het oordeel van de kantonrechter dient de vordering van [appellante] terzake van het achterstallig salaris te worden afgewezen voor zover deze uitgaat boven het deel dat door Beactive is erkend.”
Grief VIII
Ten onrechte heeft de kantonrechter in het eindvonnis overwogen:
“Ook terzake van de reiskosten heeft [appellante] haar vordering onvoldoende onderbouwd nu zij niet heeft aangegeven op grond waarvan zij meent recht te hebben op een vergoeding van € 0,34 per kilometer.”
Grief IX
Het vonnis van 18 januari 2006 en het vonnis van 24 mei 2006, waarin het tussenvonnis wordt gehandhaafd, zijn in het geheel niet houdbaar en kunnen, gezien het gestelde en betwiste in de procedure in eerste aanleg, niet in stand blijven.
4 De vaststaande feiten
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis onder 1.1 tot en met 1.5 feiten vastgesteld. Aangezien daartegen geen grieven zijn aangevoerd of bezwaren zijn geuit, zal het hof in hoger beroep ook van die feiten uitgaan. Op grond van hetgeen verder is gesteld en niet of onvoldoende weersproken, worden hieraan de volgende vaststaande feiten toegevoegd.
4.1 Na aanvang van de arbeidsovereenkomst van 1 april 2005 heeft [appellante] gedurende twee weken drie dagen van acht uur en gedurende twee weken vier dagen van acht uur administratieve werkzaamheden voor BeActive verricht. Daarnaast heeft [appellante] in de maand april 2005 één weekend gewerkt als begeleidster.
4.2 Artikel 1 van de op 1 april 2005 gesloten arbeidsovereenkomst luidt als volgt:
“De werknemer treedt in dienst als begeleider en administratief medewerker. De werkzaamheden zijn werknemer genoegzaam bekend en behoeven geen nadere omschrijving. Werknemer zal verder alle werkzaamheden verrichten die bijdragen tot een goede bedrijfsvoering.”
5 De motivering van de beslissing in hoger beroep
5.1 Alvorens de grieven I tot en met V, die zijn gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat het in de arbeidsovereenkomst van 1 april 2005 opgenomen proeftijdbeding rechtsgeldig is, te behandelen, zal het hof een comparitie van partijen bepalen omdat het behoefte heeft aan nadere inlichtingen, onder meer omtrent de (wijze van) totstandkoming van de arbeidsovereenkomst die op 1 april 2005 is ingegaan.
5.2 Omdat het oordeel over grief VI - welke grief is gericht tegen oordeel van de kantonrechter dat geen sprake is van slecht werkgeverschap nu [appellante] binnen de proeftijd is ontslagen om redenen die verband houden met haar functioneren - afhangt van het oordeel over de grieven I tot en met V, zal het hof het oordeel over grief VI aanhouden.
5.3 De behandeling van grief VII, die betrekking heeft op de vordering van [appellante] ter zake van achterstallig loon over de periode van 11 juli 2004 tot 1 april 2005, zal ook worden aangehouden. Ter gelegenheid van de comparitie zal het hof nadere inlichtingen vragen over de aard en de omvang van de door [appellante] in die periode verrichte werkzaamheden als weekendbegeleidster, nu de partijen van mening verschillen over de toepasselijke salarisschaal en over het aantal uit te betalen uren.
5.4 Ook het oordeel over de grieven VIII en IX zal worden aangehouden.
5.5 De comparitie van partijen zal ook worden benut voor het beproeven van een minnelijke schikking. De partij die bij gelegenheid van de comparitie nieuwe stukken in het geding wenst te brengen, dient deze stukken tijdig vóór de zitting aan het hof en aan de wederpartij te doen toekomen, zodanig dat deze uiterlijk de vierde werkdag vóór de zitting kunnen zijn ontvangen.
6 De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bepaalt dat de partijen ([appellante] in persoon en BeActive vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het geven van de verlangde inlichtingen in staat is en hetzij bevoegd hetzij speciaal schriftelijk gemachtigd is tot het aangaan van een schikking) tezamen met hun raadslieden zullen verschijnen voor het tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr I.A. Katz-Soeterboek, die daartoe zitting zal houden op 4 februari 2008 om 14.00 uur in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem, zulks tot het geven van inlichtingen als onder 5.1 en 5.3 aangegeven en opdat kan worden onderzocht of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden;
bepaalt dat voor deze zitting in beginsel één dagdeel van maximaal 2,5 uur beschikbaar is;
bepaalt dat de procureur alleen in geval van dringende verhindering tot twee weken na heden uitsluitend schriftelijk aanhouding kan verzoeken met vermelding van die dringende reden van verhindering en onder opgave van verhinderdata van beide partijen en dat aanhoudingsverzoeken na die datum in beginsel niet worden toegestaan;
bepaalt dat de partijen, indien zij zich willen beroepen op nieuwe bescheiden, deze tijdig vóór de zitting aan de wederpartij en aan het hof dienen te verzenden, zodanig dat deze uiterlijk de vierde werkdag vóór de zitting kunnen zijn ontvangen;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs Fokker, Katz-Soeterboek en Knottnerus en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 december 2007.