Uitspraak
Het verloop van de procedure in eerste aanleg
Gerechtshof Arnhem
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een appellant, een timmerman die een eenmanszaak exploiteert, en de N.V. Amersfoortse Algemene Verzekering Maatschappij over de uitkering van een arbeidsongeschiktheidsverzekering. De appellant heeft zich op 28 augustus 2003 arbeidsongeschikt gemeld vanwege diverse gezondheidsklachten en heeft aanspraak gemaakt op uitkering op basis van zijn verzekering. De verzekeraar heeft echter slechts een uitkering verstrekt voor een bepaalde periode, waarna zij heeft geweigerd verdere uitkeringen te doen, omdat zij van mening was dat er geen sprake meer was van arbeidsongeschiktheid volgens de polisvoorwaarden.
De appellant heeft in hoger beroep vier grieven ingediend, waarbij hij betoogt dat er wel degelijk sprake is van derving van inkomen als gevolg van zijn arbeidsongeschiktheid. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de verzekeraar alleen tot uitkering verplicht is in geval van daadwerkelijke derving van inkomen, en dat dit niet was komen vast te staan. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het ook de referteperiode van vijf jaar die door de verzekeraar was gehanteerd in overweging heeft genomen.
Het hof concludeert dat de appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat er sprake is van derving van inkomen. De door de verzekeraar toegepaste methode voor het berekenen van de inkomensderving is als redelijk beoordeeld, en de appellant heeft niet aangetoond dat de door de verzekeraar gehanteerde referteperiode van vijf jaar onjuist is. De grieven van de appellant worden verworpen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, waarbij de appellant wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.