ECLI:NL:GHARN:2008:BC3965

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
1 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
TBS 2007\301
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Lensing
  • A. Makkinga
  • R. Rutgers van der Loeff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar en resocialisatie van de veroordeelde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 1 februari 2008 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de betrokkene. De terbeschikkingstelling was oorspronkelijk opgelegd ter zake van poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade, waarbij het slachtoffer het kind van de betrokkene was. De rechtbank te 's-Hertogenbosch had op 21 juni 2007 besloten de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, maar het hof heeft deze beslissing vernietigd. Het hof oordeelt dat de verlenging van de terbeschikkingstelling noodzakelijk is, maar dat de resocialisatie van de betrokkene ook met spoed ter hand moet worden genomen. Het hof heeft vastgesteld dat er tot op heden geen overeenstemming was over de resocialisatie, maar dat de betrokkene nu bereid is om apart van zijn gezin te gaan wonen, wat een positieve ontwikkeling is. Het hof benadrukt het belang van een geleidelijke uitbreiding van de contacten van de veroordeelde met zijn gezin, mits dit verantwoord is. De beslissing van het hof houdt in dat de terbeschikkingstelling met één jaar wordt verlengd, waarbij het hof ook aandacht heeft voor de betrokkenheid van de broers van de betrokkene en een imam in het resocialisatieproces. Het hof heeft de belangen van de terbeschikkinggestelde afgewogen tegen de belangen van de maatschappij en concludeert dat de veiligheid van anderen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de raadsheren.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
TBS 2007\301
Beslissing d.d. 1 februari 2008
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[Terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [verblijfplaats].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 21 juni 2007, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Overwegingen:
• Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen, daar het recht doet mede op grond van nieuwe stukken.
• Het hof is van oordeel dat in casu van een spoedige behandeling van het beroep in de zin van artikel 5, vierde lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden geen sprake is geweest. Immers is het beroep zeven maanden na het instellen van het hoger beroep behandeld. In de voorliggende zaak oordeelt het hof dat de beslissing om een verdragsrechtelijke schending aan te nemen in zichzelf voldoende bevrediging van het geschonden rechtsgevoel inhoudt.
• Het hof is van oordeel dat, bij een afweging tussen de belangen van de
terbeschikkinggestelde en de belangen van de maatschappij, het belang van de
terbeschikkinggestelde steeds zwaarder dient te wegen naar mate de maatregel van terbeschikkingstelling langer duurt. De terbeschikkingstelling van betrokkene is ingegaan op 31 mei 2001 en loopt dus thans meer dan zes jaren. Bij de beoordeling van de proportionaliteit neemt het hof voorts in aanmerking dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind.
• Uit het verlengingsadvies volgt dat bij betrokkene onder andere sprake is van
een pesroonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. In de context van zijn gezin wordt betrokkene nog steeds delictgevaarlijk geacht. Een geleidelijke resocialisatie buiten die gezinssituatie zou aan te bevelen zijn maar omdat dit proces nog moet beginnen, en niet binnen één jaar afgerond zou kunnen worden, is een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar geboden. Over de resocialisatie was tot op heden geen overeenstemming met betrokkene. Ter zitting van het hof heeft betrokkene te kennen gegeven dat hij, bij nader inzien, toch wel bereid is om alleen en apart te gaan wonen voordat hij weer thuis gaat wonen.
• Het bovenstaande in aanmerking nemende, is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist als in de hierna te vermelden beslissing vervat.
Gelet op het thans nog aanwezige recidivegevaar en de omstandigheid dat thans nog een begin moet worden gemaakt met het resocialisatietraject, acht het hof enerzijds verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk.
Anderzijds is het hof van oordeel dat - mede gelet op de proportionaliteit- de resocialisatie voortvarend ter hand dient te worden genomen die zal bestaan in
de stapsgewijze en geleidelijke uitbreiding van contacten van veroordeelde met zijn gezin (tenzij uiteraard verdere uitbreiding niet verantwoord mocht blijken te zijn). Veroordeelde staat hiervoor thans klaarblijkelijk open, nu hij te kennen heeft gegeven bereid te zijn om -zij het voor korte tijd- apart van zijn gezin te gaan wonen. Onder deze omstandigheden acht het hof het aangewezen dat de maatregel van terbeschikkingstelling thans voor de duur van één jaar zal worden verlengd.
In dit kader denkt het hof in het bijzonder ook aan het betrekken van de broers van veroordeelde en van een Imaam bij zijn resocialisatie.
Beslissing:
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 21 juni 2007 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde.
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Aldus gedaan door
mr Lensing als voorzitter,
mrs Makkinga en Rutgers van der Loeff als raadsheren,
en drs Van Iersel en drs Raes als raden,
in tegenwoordigheid van Van Lieshout-Witjes als griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2008.
Mr Rutgers van der Loeff en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.