ECLI:NL:GHARN:2008:BC6664

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
17 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2007/1360
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van der Weij
  • S. Smeeïng-van Hees
  • A. Knottnerus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 17 januari 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van het verzoek van [appellant] tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling door de rechtbank Arnhem. De rechtbank had op 29 oktober 2007 geoordeeld dat [appellant] niet te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van zijn schuldenlast. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant], een 48-jarige alleenstaande man, sinds 2001 geen betaald werk heeft verricht en afhankelijk is van een bijstandsuitkering. Ondanks zijn financiële situatie heeft hij in het verleden leningen en abonnementen afgesloten, waarvan het hof oordeelt dat hij wist dat hij deze niet kon betalen. Het hof heeft de argumenten van [appellant] verworpen, waaronder de stelling dat zijn foute keuzes te wijten waren aan psychische en somatische klachten. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat [appellant] te goeder trouw was bij het aangaan van zijn schulden. De beslissing van de rechtbank om het verzoek tot schuldsanering af te wijzen, is door het hof bekrachtigd. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling die op 10 januari 2008 heeft plaatsgevonden, waarbij [appellant] in persoon aanwezig was.

Uitspraak

17 januari 2008
eerste civiele kamer
rekestnummer 2007/1360
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
Arrest
in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
procureur: mr. P.L.P.M. van Aalst.
1 Het geding in eerste aanleg
1.1 Bij vonnis van de rechtbank Arnhem van 29 oktober 2007 is het verzoek van appellant (hierna te noemen: [appellant]) tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen.
1.2 Het hof verwijst naar voornoemd vonnis, dat in fotokopie aan dit arrest is gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij ter griffie van het hof op 5 november 2007 ingekomen verzoekschrift is [appellant] in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis en heeft hij het hof verzocht dat vonnis te vernietigen en het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in te willigen.
2.2 Het hof heeft kennisgenomen van de bij het verzoekschrift behorende stukken, van de brief met bijlagen van 5 november 2007 en het faxbericht met bijlagen van 8 november 2007 van de procureur van [appellant] en van de tijdens de mondelinge behandeling door de procureur overgelegde stukken, waaronder een ongedateerde voorlopige rapportage van een door [...], arbeidsmedisch adviseurs, bij [appellant] verricht psychodiagnostisch onderzoek.
2.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 januari 2008, waarbij [appellant] is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn procureur.
3 De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het hof het volgende gebleken.
[appellant] is een thans 48-jarige alleenstaande man, die aanvankelijk op detacheringsbasis en van 1999 tot 2001 op basis van een contract van twee jaar heeft gewerkt bij een penitentiaire inrichting. Dit contract is niet verlengd. Sinds november 2001 heeft [appellant], behoudens vier à vijf maanden uitzendwerk in 2003 en een maand uitzendwerk in 2006, geen betaald werk verricht. De loongerelateerde WW-uitkering van [appellant] bedroeg ten tijde van de toekenning daarvan in november 2001 f 1.600,- (€ 726,-) netto per maand. Vanaf maart 2004 heeft [appellant] een zogenoemde verlengde WW-uitkering ontvangen op basis van het wettelijk minimumloon van ongeveer € 800,- netto per maand.
Thans ontvangt [appellant] een bijstandsuitkering, die volgens de Verklaring Schuldsanering € 823,38 netto per maand, exclusief vakantietoeslag, bedraagt.
[appellant] is in budgetbeheer en ontvangt sinds oktober 2007 € 50,- per week aan leefgeld.
3.2 [appellant] heeft aanvankelijk een kamer gehuurd, waarvoor hij naar eigen zeggen € 250,- per maand “all-in” betaalde. Sinds 2004 bewoont hij een huurwoning, waarvoor hij € 340,- per maand aan huur betaalt. Van 1 oktober 2006 tot 1 oktober 2007 heeft een kennis van [appellant] (een nadien uitgezonden beroepsmilitair) gedurende de weekeinden bij [appellant] gewoond. Gedurende die periode heeft [appellant] van deze kennis een vergoeding van € 200,- per maand ontvangen.
3.3 De schuldenlast van [appellant] bedraagt ongeveer € 21.000,-. Van deze schuldenlast maken deel uit een schuld uit 2004 aan Nuon van € 2.788,44, een schuld uit 2004/2005 aan de Stadsbank [...] van € 1.274,12, een schuld uit 2005 aan KPN Mobile The Netherlands BV (verder te noemen: KPN) van € 1.545,63, een schuld uit 2006 aan Laser Services/PrimeLine van € 2.214,76, een schuld uit 2006 aan Vodafone van € 1.541,83 en een huurschuld aan Volkshuisvesting van € 2.669,10.
3.4 De rechtbank grondt haar afwijzende beslissing, kort gezegd, op het oordeel dat [appellant] ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden niet te goeder trouw is geweest, omdat [appellant] in de situatie waarin hij werkloos was een lening bij de Stadsbank [...] en PrimeLine is aangegaan, belschulden heeft laten ontstaan bij KPN en Vodafone, terwijl [appellant] verklaard heeft dat hij op het moment dat hij de abonnementen afsloot wist dat hij deze niet kon betalen. Ten slotte verwijt de rechtbank [appellant] dat hij een huurschuld heeft laten ontstaan bij Volkshuisvesting, terwijl hij tot voor kort iemand bij zich had wonen die bijdroeg in de huurlasten.
3.5 Het hof is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat [appellant] ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van een groot deel van zijn schuldenlast, waaronder met name de belschulden aan KPN en Vodafone en de schuld aan Laser Services/PrimeLine, te goeder trouw is geweest. Naar het oordeel van het hof wist [appellant], althans had hij moeten weten, dat hij bij het aangaan van deze verplichtingen gelet op zijn toenmalige situatie - hij was inmiddels werkloos en had reeds aanzienlijke financiële verplichtingen - niet in staat zou zijn de aan die verplichtingen verbonden lasten te voldoen.
Het hof verwerpt de stelling van [appellant] - die daartoe onder meer verwezen heeft naar het ter zitting overgelegde rapport van [...] - dat de door hem in het verleden gemaakte foute keuzes voor het grootste deel zijn terug te voeren op de deplorabele psychische en somatische klachten die hij toen had en dat deze keuzes hem daarom niet mogen worden aangerekend, nu het betoog van [appellant] noch voornoemd rapport voor dat laatste voldoende aanknopingspunten biedt.
3.6 Nu van (andere) bijzondere omstandigheden op grond waarvan het verzoek desondanks zou moeten worden toegewezen onvoldoende is gebleken, faalt het hoger beroep en zal het vonnis waarvan beroep worden bekrachtigd.
4 De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Arnhem van 29 oktober 2007.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van der Weij, Smeeïng-van Hees en Knottnerus en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 januari 2008.
Bij afwezigheid van de voorzitter is dit arrest ondertekend door de oudste raadsheer.