ECLI:NL:GHARN:2008:BC8736

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
1 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-00431
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in belastingzaken met betrekking tot invorderingskosten en invorderingsrente

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende, X te Z, tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 11 juli 2007, waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde in een geschil over vervolgingskosten en invorderingsrente. De rechtbank oordeelde dat de bestuursrechter niet bevoegd is om te oordelen over de rechtmatigheid van invorderingsmaatregelen van de Ontvanger, en dat hiervoor een rechtsgang bij de civiele rechter openstaat. Belanghebbende heeft echter in hoger beroep aangevoerd dat de Ontvanger niets van hem te vorderen heeft.

Het Gerechtshof Arnhem heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd. Het Hof oordeelde dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij onbevoegd was. Volgens het Hof is de belastingrechter wel degelijk bevoegd om te oordelen over de aan belanghebbende in rekening gebrachte kosten en invorderingsrente, zoals vastgelegd in de Kostenwet invordering rijksbelastingen en de Invorderingswet. Het Hof heeft de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor een nadere behandeling, waarbij de rechtbank bevoegd wordt verklaard om het beroep tegen de kosten en invorderingsrente te behandelen.

De uitspraak van het Hof is gedaan op 1 april 2008 door mr. J.P.M. Kooijmans, lid van de achtste enkelvoudige belastingkamer. De beslissing is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van drs. V.F.R. Woeltjes als griffier. Het Hof heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Belanghebbende heeft recht op terugbetaling van het door hem gestorte griffierecht van € 106. De uitspraak kan door partijen worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na de verzenddatum.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
achtste enkelvoudige belastingkamer
nummer 07/00431
U i t s p r a a k
Op het hoger beroep van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank) van 11 juli 2007, nummer AWB 06/4823, in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst/P (hierna: de Inspecteur).
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 De rechtbank heeft zich bij haar uitspraak van 11 juli 2007 onbevoegd verklaard.
1.2 Belanghebbende heeft tegen voormelde uitspraak hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2. Beoordeling van het beroep
2.1 Belanghebbende heeft als bijlage bij zijn beroepschrift in eerste aanleg een brief gevoegd van de Ontvanger van de belastingdienst/P (hierna: de Ontvanger) gedagtekend 25 augustus 2006. In die brief is met betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001, met aanslagnummer 0000.00.000.H16, het volgende vermeld:
“Het thans nog openstaande saldo op deze aanslag bedraagt € 779 (bestaande uit € 688,00 hoofdsom, € 13,00 kosten en € 78 invorderingsrente berekend t/m 08/0906) ”.
2.2 Voormelde brief is voorafgegaan door een Mededeling Inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen met dagtekening 28 april 2006 waarin belanghebbende wordt meegedeeld dat op de aanslag ten bedrage van € 2.444, na verminderingen ten bedrage van € 1.756, nog een bedrag van € 688 openstaat. Bij een door de deurwaarder betekende brief van 27 juli 2006 is belanghebbende vervolgens meegedeeld dat de datum waarop de verkoop van in beslag genomen roerende zaken zou plaatsvinden, is gewijzigd. De kosten van de betekening bedragen € 13. Beide brieven heeft belanghebbende als bijlage bij zijn beroepschrift gevoegd.
2.3 Het Hof begrijpt dat belanghebbende, mede gelet op hetgeen hij in zijn beroepschrift in hoger beroep heeft aangevoerd, zich in beroep en in hoger beroep op het standpunt stelt dat de Ontvanger ter zake van voormelde aanslag niets van hem te vorderen heeft.
2.4 De Rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard en daartoe - kort gezegd - overwogen dat belanghebbende is opgekomen tegen invorderingsmaatregelen van de Ontvanger, dat daarop de Invorderingswet van toepassing is, dat de bestuursrechter in belastingzaken niet bevoegd is te oordelen over de rechtmatigheid van de door Ontvanger genomen invorderingsmaatregelen en dat hiervoor een rechtsgang bij de civiele rechter openstaat. Hetzelfde heeft, aldus de Rechtbank, te gelden voor de schadeloosstelling en de verontschuldigingen waar belanghebbende om verzoekt.
2.5 Zoals uit het onder 2.1 geciteerde gedeelte van de brief van 25 augustus 2006 volgt, zijn aan belanghebbende kosten en invorderingsrente in rekening gebracht.
2.6 Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Kostenwet invordering rijksbelastingen is voor wat betreft in rekening gebrachte kosten van vervolging welke niet voortspruiten uit de gerechtelijke tenuitvoerlegging van het dwangbevel hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) van overeenkomstige toepassing. Dit brengt mee dat, voorzover het beroep ziet op de aan belanghebbende in rekening gebrachte kosten, de belastingrechter bevoegd is.
2.7 Voor wat betreft de invorderingsrente is in artikel 30, tweede lid, van de Invorderingswet eenzelfde bepaling opgenomen. Ook voorzover het beroep ziet op de aan belanghebbende in rekening gebrachte invorderingsrente is de belastingrechter bevoegd.
2.8 Hieruit volgt dat de rechtbank, die zulks kennelijk heeft miskend, zich ten onrechte onbevoegd heeft verklaard. Het Hof zal om die reden de uitspraak van de Rechtbank met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht vernietigen en, op de voet van artikel 27q, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de AWR, de Rechtbank bevoegd verklaren voorzover het beroep zich richt tegen de kosten en de invorderingsrente en de zaak terugwijzen naar de Rechtbank.
3. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Awb.
4. Beslissing
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
- verklaart de Rechtbank bevoegd voorzover het beroep is gericht tegen de in rekening gebrachte kosten en invorderingsrente;
- wijst de zaak terug naar de Rechtbank voor een nadere behandeling;
- gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door hem gestorte griffierecht van € 106.
Aldus gedaan op 1 april 2008 door mr. J.P.M. Kooijmans, lid van de achtste enkelvoudige belastingkamer. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van drs. V.F.R. Woeltjes als griffier.
(V.F.R. Woeltjes) (J.P.M. Kooijmans)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 1 april 2008.
Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak hiertegen een verzetschrift indienen bij dit Gerechtshof. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen op het verzet te worden gehoord.
Een kopie van deze uitspraak moet bij het verzetschrift worden overgelegd. Het verzetschrift moet zijn ondertekend en ten minste bevatten:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. de vermelding van de uitspraak waartegen het verzet is gericht;
d. de gronden van het verzet, waarbij de bezwaren tegen de uitspraak duidelijk zijn omschreven.
Deze uitspraak vervalt indien het Gerechtshof het verzet gegrond verklaart. De behandeling van het beroep wordt dan voortgezet in de stand waarin het zich bevond toen deze uitspraak werd gedaan.