ECLI:NL:GHARN:2008:BC9323

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
11 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
TBS 2007\351
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Makkinga
  • A. Vegter
  • H. Besier
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling en beoordeling delictgevaar in het kader van TBS

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 11 april 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank te Dordrecht van 30 augustus 2007, die de terbeschikkingstelling (TBS) van de betrokkene met een jaar had verlengd. Het hof oordeelt dat de primaire doelstelling van de TBS-maatregel de beveiliging van de samenleving is. Het hof is van mening dat het delictgevaar niet alleen van belang is voor Nederland, maar ook voor het land waar de betrokkene na beëindiging van de TBS-maatregel mogelijk wordt uitgezet. In dit geval heeft de betrokkene niet de status van ongewenste vreemdeling, waardoor uitzetting niet aan de orde is. Het hof concludeert dat resocialisatie in de Nederlandse samenleving op termijn een optie is, en dat de maatregel met een termijn van één jaar moet worden verlengd.

Het hof vernietigt de beslissing van de rechtbank en wijst het verzoek om aanhouding af. De betrokkene is gediagnosticeerd met een persoonlijkheidsstoornis en heeft in een psychotische toestand delicten gepleegd. De kliniek adviseert om de TBS-maatregel te verlengen, gezien de ernst van de psychische problemen en het risico op recidive. Het hof is van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist. De betrokkene zal in het komende jaar worden resocialiseerd naar een beschermende woonvorm via een GGZ-instelling, waarbij de integratie stapsgewijs zal plaatsvinden. Het hof besluit de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar te verlengen, en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
TBS 2007\351
Beslissing d.d. 11 april 2008
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[Terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [verblijfplaats].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te Dordrecht van 30 augustus 2007, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Overwegingen:
Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen daar het recht doet op nieuwe stukken en hetgeen door de getuige-deskundige ter zitting van het hof naar voren is gebracht.
Het hof is, evenals de verdediging, van oordeel dat in casu van een spoedige behandeling van het beroep in de zin van artikel 5, vierde lid, van het Europees verdrag tot bescherming voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden geen sprake is geweest. Immers is het beroep ruim zes maanden na het instellen van het hoger beroep behandeld. In de voorliggende zaak oordeelt het hof dat de beslissing om een verdragsrechtelijke schending aan te nemen in zichzelf voldoende bevrediging van het geschonden rechtsgevoel inhoudt.
Voorop moet worden gesteld dat de primaire doelstelling van de TBS-maatregel is de beveiliging van de samenleving. De maatregel wordt opgelegd aan personen, die lijdend aan een psychische stoornis, een ernstig delict hebben gepleegd. Behandeling van die stoornis is noodzakelijk om het recidivegevaar tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen. Niet de rechtmatigheid van het verblijf is bepalend voor de oplegging van de maatregel, maar de stoornis en het delictgevaar. Zolang er delictgevaar bestaat kan de TBS-maatregel in beginsel niet worden beëindigd.
Ook bij de afweging of de terbeschikkinggestelde moet worden uitgezet – hetgeen niet ter beoordeling van dit hof is - staat veiligheid centraal. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat het delictgevaar niet alleen van belang is voor Nederland, maar ook voor het land waarheen na beéindiging van de TBS-maatregel wordt uitgezet. Uitzetting vindt alleen plaats indien dit op een verantwoorde wijze kan geschieden. Indien verantwoorde uitzetting van een terbeschikkinggestelde niet mogelijk is, is voortzetting van de maatregel geïndiceerd. Dit verhoudt zich met de primaire doelstelling van de maatregel, namelijk, de beveiliging van de samenleving.
In casu bezit betrokkene niet de status van ongewenste vreemdeling. Gelet daarop is een uitzetting niet aan de orde en ook een overplaatsing naar de bijzondere voorziening Grittenveld ligt niet in de rede nu resocialisatie door middel verlof in de Nederlandse samenleving op termijn een optie is.
Het verzoek om de behandeling van de zaak aan te houden ten einde nader onderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheden om de aan betrokkene toegekende verblijfsvergunning alsnog in te trekken en voorts met opdracht aan de kliniek om aan dat onderzoek medewerking te verlenen wordt, mede gelet op het hiervoor overwogene, afgewezen omdat het hof zich voldoende geïnformeerd acht om te kunnen oordelen over het door betrokkene ingediende beroep.
In het bijzonder gelet op de advisering is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist als in de hierna te vermelden beslissing vervat.
Uit het verlengingsadvies en de brief van de kliniek van 21 maart 2008 volgt dat betrokkene een ernstig getraumatiseerde man is, die in een psychotische toestand delicten heeft gepleegd. Hij is gediagnosticeerd als een man met een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken. Vanuit dit beeld kan verklaard worden dat hij zeer gevoelig is voor krenking en zijn zelfbeeld opblaast om eventuele krenking te voorkomen. Betrokkene is zeer wantrouwend ten opzichte van andere mensen, en beschikt over onvoldoende copingsmechanismen om oplopende spanningen en angsten het hoofd te bieden. Voorts beschikt hij over onvoldoende adequate copingvaardigheden om toenemende spanningen zelfstandig en adequaat te kunnen hanteren en lijkt hij gevoelig voor psychotische decompensatie en/of herbelevingen van traumatische gebeurtenissen. Daarnaast is er sprake van acculturatie-problematiek. Gezien de huidige beperkte draagkracht en beperkte copingvaardigheden is de kans groot dat bij betrokkene bij beëindiging van de maatregel en het wegvallen van externe sturing, de spanningen oplopen, psychotische decompensatie optreedt (mogelijk geluxeerd door het gebruik van cannabis) en hij vervalt in gewelddadig gedrag. Achterdocht en wantrouwen jegens anderen, zoals daar onder meer bij het indexdelict sprake van was, kan hierbij in de toekomst eveneens een rol spelen. De kliniek is voornemens om betrokkene in het komende jaar te resocialiseren naar een beschermende woonvorm via een GGZ-instelling. Daarbij is van belang dat de integratie van betrokkene in de Nederlandse samenleving stapsgewijs wordt vormgegeven, gezien de ernstige psychische destabilisatie waarin hij ten tijde van het delict heeft verkeerd. Geadviseerd wordt om de onderhavige maatregel te verlengen met een termijn van één jaar.
Gelet op het bovenstaande is het hof van oordeel dat het thans geïndiceerd is dat de maatregel met een termijn van één jaar wordt verlengd.
Beslissing:
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank te Dordrecht van 30 augustus 2007 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde .
Wijst af het verzoek tot aanhouding.
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar.
Aldus gedaan door
mr Makkinga als voorzitter,
mrs Vegter en Besier als raadsheren,
en drs Poll en drs van Iersel als raden,
in tegenwoordigheid van mr Mientjes als griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2008.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.