ECLI:NL:GHARN:2008:BC9385

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
14 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
TBS 2007\366
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Bartelds
  • mrs. Stikkelbroeck
  • mrs. Stolwerk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de terbeschikkingstelling van een ongewenst vreemdeling met zorgvoorzieningen in Kosovo

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 14 april 2008 uitspraak gedaan over de beëindiging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene die in Nederland tot ongewenst vreemdeling was verklaard. De rechtbank te Middelburg had eerder op 16 oktober 2007 de terbeschikkingstelling met een jaar verlengd. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van een spoedige behandeling van het beroep, aangezien het beroep vijf maanden na instellen was behandeld. Het hof vernietigde de beslissing van de rechtbank en wees de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling af.

Het hof concludeerde dat de veiligheid van anderen niet langer een verlenging van de terbeschikkingstelling eiste. De betrokkene had de wens om terug te keren naar Kosovo, waar hij onder toezicht van zijn familie en met de hulp van psychiater Berisha zou kunnen resocialiseren. Het hof was van mening dat de zorg in Kosovo toereikend was en dat er voldoende waarborgen waren voor een verantwoorde resocialisatie. De kliniek had een terugkeerregeling voor de betrokkene gerealiseerd, en de familie was bereid om de benodigde medicatie te bekostigen. De getuige-deskundige De Vries had aangegeven dat het recidiverisico zodanig was verminderd dat terugkeer naar Kosovo verantwoord was.

Op basis van deze overwegingen heeft het hof de terbeschikkingstelling beëindigd en de vordering van de officier van justitie afgewezen. De betrokkene kan in vreemdelingenbewaring in Veldzicht blijven tot zijn vertrek naar Kosovo.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
TBS 2007\366
Beslissing d.d. 14 april 2008
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[Terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [verblijfplaats].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te Middelburg van 16 oktober 2007, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Overwegingen:
• Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen, daar het recht doet mede op grond van nieuwe stukken en hetgeen de getuige-deskundigen ter terechtzitting hebben verklaard.
• Het hof is van oordeel dat in casu van een spoedige behandeling van het beroep in de zin van artikel 5, vierde lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden geen sprake is geweest. Immers is het beroep vijf maanden na het instellen van het hoger beroep behandeld. In de voorliggende zaak oordeelt het hof dat de beslissing om een verdragsrechtelijke schending aan te nemen in zichzelf voldoende bevrediging van het geschonden rechtsgevoel inhoudt.
• In het bijzonder gelet op de advisering is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen niet langer verlenging van de terbeschikkingstelling eist, dat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen en dat de terbeschikkingstelling dient te worden beëindigd.
Betrokkene is in Nederland tot ongewenst vreemdeling verklaard. Gelet op die status wordt in de praktijk van de tenuitvoerlegging van de maatregel door de Minister van Justitie geen machtiging tot het verlenen van enige vorm van verlof verleend. Dit brengt mee dat het voortduren van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging in Nederland voor betrokkene in die zin uitzichtloos zal zijn, dat resocialisatie in Nederland niet mogelijk zal zijn. De kliniek heeft zich derhalve ingespannen om een terugkeerregeling voor betrokkene naar Kosovo te realiseren, zodat betrokkene aldaar zal kunnen resocialiseren.
Ter terechtzitting van het hof is gebleken dat bij terugkeer van betrokkene naar Kosovo, psychiater Berisha bereid is betrokkene te behandelen en te monitoren. Betrokkene zal zelfstandig gaan wonen in [stad], onder toezicht en begeleiding van zijn familie. Overdag zal betrokkene naar een dagactiviteitencentrum gaan dat is gericht op de resocialisatie en integratie van betrokkene in de maatschappij. Aldaar staat betrokkene onder begeleiding van een verpleegkundige en een psychiater. De familie van betrokkene is bereid de vereiste medicatie voor betrokkene te bekostigen. Betrokkene heeft aangegeven dat hij naar Kosovo wenst terug te keren, zich zal inzetten voor de behandeling aldaar en de adviezen van psychiater Berisha zal opvolgen. Getuige-deskundige De Vries heeft ter terechtzitting aangegeven dat het recidiverisico zodanig is teruggebracht dat de terugkeer naar Kosovo met de daarbij horende begeleiding verantwoord wordt geacht.
Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat sprake is van een passende voorziening voor betrokkene in Kosovo die met voldoende waarborgen is omkleed. Het hof is er voldoende van overtuigd dat de zorg in Kosovo, zoals deze hiervoor is besproken, toereikend is. Derhalve is thans voldaan aan de voorwaarden voor een verantwoorde resocialisatie van betrokkene in Kosovo. Het hof zal op grond daarvan de vordering van de officier, tot verlenging van de terbeschikkingstelling, afwijzen. Het hof gaat er vanuit dat betrokkene in vreemdelingenbewaring in Veldzicht kan blijven tot het vertrek naar Kosovo.
Beslissing:
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank te Middelburg van 16 oktober 2007 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde.
Wijst af de vordering van de officier van justitie.
Aldus gedaan door
mr Bartelds als voorzitter,
mrs Stikkelbroeck en Stolwerk als raadsheren,
en drs Schudel en drs Van Kordelaar als raden,
in tegenwoordigheid van mr Ten Elshof als griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2008.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.